Pothof krijgt de prijs voor het afstudeerproject dat hij verrichtte ten behoeve van het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf Amsterdam (GWA). Hij heeft bekeken hoe het simulatiemodel dat het GWA gebruikt om het 'pompregime' van het waterleidingnet te berekenen, kan worden verbeterd. Pothof combineerde in zijn onderzoek op verrassende wijze aspecten uit twee verschillende vakgebieden, de systeemtheorie en de grafentheorie.
Als bij storingen of onderhoud aan het waterleidingnet tijdelijk buizen worden afgesloten, moet meestal het pompregime worden aangepast. Een GWA-expert doet dat nu op basis van het simulatiemodel en schattingen van de buisweerstanden in het net. Op termijn moet dat automatisch gaan gebeuren. Dan is het wel essentieel dat het model betrouwbaar 'geijkt' is.
Het probleem met buisweerstanden is alleen dat deze in de loop van de tijd gaan afwijken van de fabriekswaarden, onder meer door dichtslibbing. Pothof: 'Om dus de weerstand op zeker moment te kunnen berekenen moet je eigenlijk van elke buis de laatste karakteristieken weten. Je kunt echter niet steeds alle buizen meten. Daarom moet je het model kunnen calibreren: je past de parameters aan zodat ze overeenkomen met je metingen.'
Pothof berekende hoeveel flow- of drukmeters in het net geplaatst moeten worden om zoveel weerstandsschattingen te krijgen dat het simulatiemodel 'identificeerbaar' is. Daarnaast keek hij waar deze meters moeten worden geplaatst. Daartoe schreef Pothof twee algoritmen, een voor flowmeters en een voor (goedkopere) drukmeters. 'Voor de 700 hoofdleidingen van het Amsterdamse net zijn al gauw een paar honderd meters nodig.'