Niet ver van de wijk Ueno, waar Japanners graag kersenbloesems gaan kijken, ligt Hongo, de dichtbebouwde hoofdcampus van de Universiteit van Tokyo. Hongo is een landgoed dat eeuwenlang in bezit was van de adellijke familie Maeda. De tuin, de Hof van de Onderwijzende Deugd, gold ooit als mooiste van heel Edo (Tokyo). Nu resteren alleen de Rode Poort en de door knoestige exemplaren van Mallotus japonicus Muell. omringde vijver Sanshiro.
Prof. Hiroyuki Yoshikawa Dr.Eng. resideert in een achter de quasi-neogotische aula oprijzende torenflat. Hij is de 25ste president van de in 1877 gestichte voormalig keizerlijke instelling, die nog altijd geldt als de Japanse elite-universiteit. Dat maakt Yoshikawa tot het boegbeeld van academisch Japan. De toegang tot zijn in notenhout uitgevoerde kantoor wordt dan ook streng bewaakt door fluisterende ondergeschikten. De zilvergrijs-gecoiffeerde president blijkt niettemin een beminnelijk mens.
Nee, het is niet zijn eerste eredoctoraat, zegt Yoshikawa, de Universiteit van Strathclyde (Glasgow) was Twente vóór. Maar daar is het bij gebleven. Ook in Japan zelf, glimlacht hij fijntjes. 'Mijn werk ligt buiten de hoofdstroom van het Japanse academische leven. Men weet niet hoe het te beoordelen. Misschien heb ik daarom nooit prijzen mogen ontvangen.'
Kunst
Yoshikawa krijgt het Twentse eredoctoraat onder meer vanwege de door hem vanaf de jaren zeventig ontwikkelde 'General Design Theory' (GDT), een nieuw vakgebied binnen de technische wetenschappen dat in logisch-wetenschappelijke termen probeert te beschrijven wat een ingenieur nu eigenlijk doet. En dat is 'het ontwerpen van artefacten' of, zoals Yoshikawa het poëtisch uitdrukt: 'de kunst van het bouwen van dingen'.
Vreemd genoeg houden de technische wetenschappen zich nauwelijks met dat ontwerpproces bezig. Het ingenieursvak is in steeds meer specialismen uiteengevallen ('onze faculteit telt 25 vakgroepen'), maar geen daarvan bestudeert het ontwerpen zelf. 'Ik was echt geschokt toen ik ontdekte dat er, op wat praktische richtlijnen na, geen enkele vorm van meta-kennis of integratietheorie bestond', herinnert Yoshikawa zich. Het gevolg is dat ingenieurs amper weten waar het in hun vak eigenlijk om gaat.'
Yoshikawa benadert het ontwerpen als een 'intutief, creatief proces' dat hij graag vergelijkt met de ontwikkeling van een kind. 'Een klein kind bouwt eerst kennis op door ervaringen met de buitenwereld. Dat proces gaat door totdat het kind plotseling leert om nieuwe concepten te creëren door het combineren van de al opgebouwde kennis. Dat noem ik abductie, dat wil zeggen intuïtieve creativiteit.' De term abductie ontleende Yoshikawa aan de negentiende-eeuwse Amerikaanse filosoof Charles S. Peirce.
Puntenwolk
De theorie mondt uiteindelijk uit in een mathematisch model van het ontwerpproces waarbij de accumulatie van kennis wordt voorgesteld als een verzameling punten. Zo'n puntenwolk is eerst tamelijk willekeurig, maar hoe meer punten ze telt, hoe meer structuur er ontstaat. Met het model wordt het creatief abductievermogen in principe berekenbaar. Maar praktisch toepasbaar is het nog niet, zegt Yoshikawa er eerlijk bij.
Is uw theorie nu een filosofie van het ontwerpen?
'Nee, ik hou van de filosofie, maar ben geen filosoof. Het grote verschil tussen de filosofen en mijzelf is dat mijn belangrijkste doel de toepassing van ideeën is. Ik blijf een ingenieur, ziet u. Daarom sta ik ook altijd open voor elke kritiek die kan helpen mijn theorie beter toepasbaar te maken. Filosofen zijn daarin niet geïnteresseerd.'
Intussen heeft het ontbreken van een heuse ontwerptheorie niet verhinderd dat Japanse ingenieurs in de praktijk het ene na het andere slimme product ontwikkelden. 'Ja, onze industrie was in de jaren zestig en zeventig inderdaad zeer succesvol. Het probleem was alleen dat niemand wist waarom. Ik wilde de random know-how van de industrie systematiseren tot een nieuw academisch vakgebied en daardoor ook beter overdraagbaar maken.'
Want de Japanse industrie klaagde indertijd al wel dat de opleiding van ontwerpers zo duur en tijdrovend was. 'Je kunt iemand Newtons dynamica in één jaar leren, maar het kost tien, twintig jaar om van een jong ingenieur een goed ontwerper te maken.' De universiteiten hadden er geen curriculum voor. 'Studenten moesten de kunst in de praktijk afkijken.'
Soebatten
Ooit zal de ontwerptheorie, hoopt Yoshikawa, de grondslag vormen van nieuwe ingenieursopleidingen: eerst leren wat ontwerpen is, dan afstuderen in een specialisme. Daar zag het rond 1970 nog niet naar uit: de eerste reacties waren ronduit afwijzend. Zijn eerste artikel over de GDT werd door een Japans vaktijdschrift geweigerd. Pas na anderhalf jaar soebatten ging de redactie overstag en verscheen het stuk toch. Dat was 1979.
Vanwaar die weerstand?
Hij lacht. 'Mijn denken staat haaks op de fragmentarisering in de technische wetenschappen. Die is in Japan ook een sociaal verschijnsel: elk vakgebied heeft zijn eigen genootschap, zijn tijdschrift en zijn koninkjes. En dan kom ik ze opeens vertellen dat ze moeten integreren... Bovendien zijn al die disciplines qua logische structuur op de natuurwetenschappen gebaseerd, en is mijn theorie daar onafhankelijk van. Ik zeg: vergeet die natuurkunde en die scheikunde! Pure ketterij natuurlijk!'
Vanaf 1980 kwam er ook internationaal enige aandacht voor de ontwerptheorie, met name bij ontwerpers van intelligente CAD/CAM-systemen (kennissystemen voor 'computer-aided design' en 'manufacturing'). 'Met behulp van mijn ontwerptheorie kun je zo'n CAD/CAM-systeem zodanig structureren dat het de creativiteit van de ontwerper die ermee werkt vergroot.'
Yoshikawa verbreedde intussen zijn benadering. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn boek 'Techno-Globe' (1993). Daarin geeft hij een kritische schets van een wereld die beheerst wordt door technologie. Terwijl de traditionele wetenschap en technologie 'old evils' als honger en ziekte uitbannen, brengen de moderne varianten volgens Yoshikawa juist 'modern evils' voort. Ze overspoelen en vernietigen de wereld met hun producten.
Vanuit dat perspectief ontwikkelde Yoshikawa een 'Theory of Artifacts' en daaraan gekoppeld plan voor 'artifactual engineering'. Ook deze theorie is gebaseerd op het vak van de ingenieur: het bouwen van dingen. Waar de GDT zich concentreert op het ontwerpproces, richt de ToA zich op het product ervan, het artefact, hoe het wordt gebruikt en afgedankt. 'Ontwerpproces en artefact zijn twee kanten van dezelfde medaille', zegt Yoshikawa.
Bouwen
Waarom een theorie over artefacten? 'Mensen denken dat ze de dingen die ze bouwen kennen, maar dat is niet zo. En daardoor kunnen ze die dingen niet beheersen.' Voor een juist begrip van het artefact bieden de natuurwetenschappen geen soelaas. 'Je kunt er een artefact moleculair mee beschrijven, maar dat leert je niks over zijn functies of milieu-effecten.'
Bij 'artifactual engineering' worden technische disciplines op een vruchtbare manier met elkaar verbonden. Een voorbeeld is een nieuwe 'intelligente katheter' voor medisch gebruik: omdat elektrische energie in het lichaam kan weglekken, wordt veilig laserlicht gebruikt om een actuator aan te drijven. 'Steeds wordt bij het onderzoek de functie en de context van een apparaat betrokken.' Dat vormt een 'ingebouwd beveiligingsmechanisme', zegt Yoshikawa, geen overbodige luxe nu de technologische ontwikkeling steeds minder beheersbaar is door de politiek of belangengroepen.
Sinds 1992 wordt deze benadering met steun van het ministerie van onderwijs uitgedragen door het interdisciplinair onderzoeksinstituut 'Research into Artifacts, Center for Engineering' (RACE) aan de Universiteit van Tokyo. De belangrijkste daar onderzochte vorm van 'artifactual engineering' is 'inverse manufacturing', een nieuwe kijk op schone industriële productie vanuit wat Yoshikawa het 'eindigheidsparadigma' noemt, een diep besef van het opraken van ruimte, energie en grondstoffen op aarde.
Het gaat opnieuw om een integrale aanpak waarbij productie primair gericht is op functies en maatschappelijke behoeften en niet op verkoopbare producten. Belangrijker nog is het principe van de levenscyclus van een product, met het oog op een duurzame kringloop van grondstoffen.
Die term 'omgekeerde productie' moet ook letterlijk worden genomen, merkt Yoshikawa op: 'Nu hebben we in Japan fabrieken die grondstoffen omzetten in nieuwe artefacten. Waarom zouden we geen omgekeerde fabrieken maken die afgedankte artefacten omzetten in nieuwe grondstoffen? Zo'n nieuwe industrie zal een hoop winst en nieuwe werkgelegenheid opleveren.'
Met zijn milieubewustzijn valt Yoshikawa in Japan wat uit de toon. Het land heeft op dit vlak een slechte naam. Een kortstondige onderdompeling in de verspillende, vervuilende 24-uurseconomie van Tokyo kan wat dat betreft volstaan. Yoshikawa wijst ter verklaring op de geforceerde modernisering van Japan. 'De huidige Japanse manier van leven is het product van een verwarrend mengsel van westerse cultuur en oosterse traditie.'
Groene thee
Yoshikawa schenkt een toepasselijk kopje Japanse groene thee in. 'Het conflict tussen oost en west beheerst nog steeds de Japanse ziel. We dragen westerse kleren, maar trekken 's avonds onze yukata (kamerjas) aan. We zeggen in het westen dat we wijn lekker vinden, maar drinken thuis liefst shochu (sterke drank). Westerlingen kritiseren Japanners omdat we een dubbel karakter zouden hebben, maar we kunnen niet anders.'
Ook op milieugebied schippert Japan tussen strijdige principes. 'In de traditionele Edo-cultuur was consumptie een matige zaak. Dingen zomaar weggooien was ongebruikelijk, natuurlijke hulpbronnen werden amper belast. Pas ver na de Tweede Wereldoorlog ontstond de huidige verkwistende consumptiemaatschappij. De Japanse industrie zal ook in de toekomst zoveel mogelijk willen blijven verkopen. Toch denk ik dat de Japanse samenleving steeds meer het belang zal gaan inzien van een duurzame economie.'
De Japanse universiteiten hebben hier een taak, vindt Yoshikawa. Ze zijn, hoewel in de schaduw van de machtige industriële research, vanouds ingesteld op een maatschappij die bezeten was van economische expansie. Nu Japan een economische grootmacht is, worden andere zaken van belang, niet alleen het milieu maar ook internationale verhoudingen. Juist universiteiten kunnen daarop inspelen.
De universiteiten moeten dan wel anders gaan werken. Nieuwe aandachtsvelden vereisen een herschikking van vakgebieden, en de facultaire en universitaire organisatie mag niet achter blijven. De instelling van een nieuw interdisciplinair instituut als RACE is een voorbeeld. Ook wil Yoshikawa leerstoelen van de ene naar de andere faculteit kunnen overhevelen. Maar de organisatie is weerbarstig.
Uw positie als president is dus geen garantie voor succes?
'Nee, haha. De wet schrijft voor dat elke beslissing door alle faculteiten moet worden goedgekeurd. De finale beslissing ligt bij de senaat. Daar ben ik voorzitter van, maar besturen doen we bij consensus. Als maar één hoogleraar zich tegen mijn plan keert, wordt het verworpen.'
Zaibatsu
Yoshikawa is een man met een sterk maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel. Hij is actief in talloze hoge adviesorganen voor wetenschap en technologie en stelt zich daarbij vaak uitgesproken kritisch op tegenover de Japanse regering en de zaibatsu (industriële conglomeraten).
Zijn visie op bestuur & beleid is die van de ingenieur. 'Veel mensen denken dat de ontwerpersaanpak alleen werkt bij technische systemen. Maar ik geloof dat de technische benadering ook kan en moet worden toegepast op sociale systemen, zoals het ontwerpen van wetten en regels.'
De universiteit, herhaalt Yoshikawa, moet als kennisproducent in de toekomst een grotere maatschappelijke rol gaan spelen. 'De grote groepsideologieën, zoals socialisme en liberalisme, zijn in verval. Objectieve wetenschappelijke kennis wordt het nieuwe principe om handelen op te baseren. Een goede zaak, want in principe kan iedereen, los van groepsbelangen, objectieve wetenschappelijke kennis delen.'
Yoshikawa vindt dat het universitair onderzoek alvast beter moet worden afgestemd op de 'wensen van het volk'. De vraag is hoe. 'Er is inderdaad nog geen goede methodologie voor beschikbaar. Maar de verdeling van het onderzoeksbudget kan dienen als een communicatiekanaal.'
Vorig jaar is op initiatief van Yoshikawa een nieuw financieringsmodel voor universitair onderzoek ingevoerd. Voorheen fourneerde het ministerie van onderwijs een pot geld die door een geleerde commissie werd verdeeld. Nu dragen ook andere ministeries hieraan bij. In ruil krijgen zij medezeggenschap over de toewijzing van geld aan projectvoorstellen. 'Het totale budget is hierdoor 40 procent verhoogd', zegt Yoshikawa trots.
Uniek
Een uniek maatschappelijk initiatief van Yoshikawa is 'Intelligent Manufacturing Systems' (IMS), een internationaal onderzoeksprogramma voor de systematische ontwikkeling van de 'productietechnologie van de komende eeuw', te verrichten door samenwerkende netwerken van bedrijven en onderzoeksinstellingen en te betalen door de rijke industrielanden.
'Het idee is eigenlijk eenvoudig. Industriële productie is de belangrijkste bron van welvaart. Ongelijke verdeling van productiekennis veroorzaakt ongelijke verdeling van welvaart in de wereld. Het is sociaal en economisch wenselijk om die know-how via samenwerking in het IMS wereldwijd te delen. Dan kunnen arme landen hun achterstand inlopen. Dat leidt weer tot eerlijke concurrentieverhoudingen en een betere welvaartsverdeling.'
Ondanks de gunstige uitkomst van een in 1993-1994 verricht haalbaarheidsstudie verkeerde het IMS-programma lang in een impasse. Verschillende Europese landen aarzelden over deelname. Inmiddels heeft de EU toch besloten toe te treden. Japan, VS, Canada en Australië deden dat al eerder. Yoshikawa verwacht dit jaar een hernieuwde start van het IMS.
Communist
Volgens Yoshikawa had de weerstand een 'psychologische oorzaak'. 'Productietechnologie is een veld van internationale concurrentie. Daarbij willen bedrijven en landen dus absoluut niet samenwerken. De eerste reactie op mijn voorstel was dan ook: jij bent een communist, haha.'
Onzin, natuurlijk. 'Ik ben voor vrije concurrentie, want dat is goed voor de productiviteit. Maar hij constateert dat het liberalisme alleen een vrije markt voor producten, niet voor productiekennis bepleit. 'Bedrijven schermen ze concurrentiegevoelige kennis af met octrooien en houden know-how angstvallig geheim. Volgens mij wordt er teveel know-how geheimgehouden en te weinig gedeeld. Bedrijven delen toch ook Newtons mechanica?'
Zijn voorstel behelst 'een optimalisering van de concurrentiespelregels' door het vergroten van de hoeveelheid gedeelde kennis. Hij wil 'techno-liberalisme': een vrije uitwisseling van niet- of weinig-concurrentiegevoelige kennis. 'De GDT bijvoorbeeld. Dan zal het wereldwijd minder tijd en geld kosten om jonge ontwerpers op te leiden. Intussen blijft er genoeg geheime kennis over om elkaar te kunnen blijven beconcurreren.'
Mogen arme landen straks gratis over die kennis beschikken?
'Waarschijnlijk over die minder-concurrentiegevoelige productiekennis wel. Maar verder gaat het niet om een free lunch. Innovatieve productiekennis binnen het IMS die uit private middelen wordt betaald, mag best een prijs hebben. Daarvoor moet je een goede regeling van intellectueel eigendom opzetten. Die ontbreekt nu op het terrein van productiekennis.'
Yoshikawa's presidentiële termijn loopt in maart 1997 af. Als Japanse workaholic is hij aan pensioen niet toe. Eerst zijn ontwerptheorie afronden. 'Die is pas half voltooid.' Door de pensioenregels kan hij niet terug naar zijn oude faculteit. Dus zoekt hij iets anders. De éénjarige Berkhoff-leerstoel aan de UT, waarvoor hij in 1995 door het CvB is gevraagd, kan hij helaas niet accepteren. 'Het ministerie van onderwijs heeft me gevraagd een onderzoek te doen naar buitenlandse stelsels van hoger onderwijs. Als ik dat zou weigeren kom ik daarna nergens in Japan meer aan de slag.'
'Yoshikawa zet zaken in beweging'
Prof.dr. Hiroyuki Yoshikawa (63). Studeerde precisie-machinebouw aan de Universiteit van Tokyo. Promoveerde in 1963. Was onderzoeker, 'associate professor' en, sinds 1978, hoogleraar aan de faculteit Technische Wetenschappen. Specialiteiten: ontwerptheorie, intelligente CAD/CAM-sytemen, 'zelf-onderhoudende robots'. Gasthoogleraar in Engeland en Noorwegen. Sinds 1993 25ste president van de universiteit. Is lid van de Raad voor de Wetenschap en de Raad voor Industrie en Technologie en leidt studiecommissies van de Japanse regering op het gebied van productietechnologie.
Prof.dr.ir. H. Kals (Productie- en Ontwerptechniek, WB), droeg Yoshikawa namens de faculteit WB voor als eredoctor: 'Dat hebben we vooral gedaan vanwege zijn enorme verdiensten als Japans opinieleider op het gebied van technische wetenschappen en productietechnologie. En als een visionair denker die in zijn werk steeds mens en maatschappij centraal stelt, en niet bang is om kritiek te spuien op het kortzichtig economisch beleid van de Japanse industrie en het machtige ministerie van technologie en industrie (MITI). En hij is ook nog een heel aardige man, ik ken hem goed.'
Prof.dr. F. Kimura (Technische Wetenschappen, Universiteit van Tokyo), oud-collega: 'Yoshikawa vindt dat hoogleraren als academische elite een taak hebben in de maatschappij. Hij zet zijn prestige als president in om zaken in beweging te zetten. Zo stak de regering vanouds alle onderzoeksgeld in de industrie; dankzij Yoshikawa investeert men nu ook in universitair onderzoek. In eigen huis geef ik hem minder kans. Hij wil de bureaucratie aanpakken. Maar extern prestige garandeert geen interne macht.'
Prof.dr. N. Nakajima (idem), tevens directeur van Research into Artifacts, Center for Engineering (RACE), een van Yoshikawa's geesteskinderen: 'Hij heeft een vrije, open geest. Hij denkt na over de wereld. Speurt daarbij, net als bij een technisch systeem, naar sterke en zwakke punten, en stelt meteen verbeteringen voor. Echt een charismatisch leider.'
Dr. T. Tomiyama (idem): 'President Yoshikawa is een denker met krachtige meningen en eigen terminologie: modern evils, rigid body religion. Zijn grootste talent? Het vlot analyseren en oplossen van problemen. Hij zegt altijd: laat je zekerheden los, dan vind je de oplossing.'
Dr. Y. Umeda (idem), oud-student van Yoshikawa: 'Een bevlogen docent. Ik herinner me de hybride frodird ('frog', 'dog' en 'bird' ineen), het veelzijdige fabeldier dat hij altijd gebruikte om configuratie-ontwerp uit te leggen. Interessante colleges, maar wel nogal vaag. Het ging altijd over concepten, heel anders dan in de gewone werktuigbouwkunde.'
Zes anonieme studenten (diverse faculteiten, Universiteit van Tokyo). 'Prof. Yoshikawa? Sorry sorry, wij niet kennen.'