HOVO verzorgt (korte) cursussen voor mensen van vijftig jaar en ouder: speciale ouderencursussen, maar ook 'aanschuifonderwijs', waarbij ouderen samen met gewone studenten een aantal colleges volgen. Het betreft cursussen op hoger niveau, maar harde vooropleidingseisen worden niet gesteld - ook werk- en levenservaring tellen mee. Tentamens en toetsen zijn facultatief. Enige beloning is een bewijs van deelname (zonder rechtsgeldigheid).
Waarom categoriaal hoger onderwijs voor ouderen? De gedachte achter HOVO is het inzicht dat ouderen alleen persoonlijk en sociaal optimaal blijven functioneren als ze 'bij blijven', zich blijven ontwikkelen. Opnieuw of alsnog gaan studeren kan daarbij een stimulerend middel zijn.
Het gewoon hoger onderwijs kan echter aan de behoeften van ouderen niet voldoen. Het is teveel afgestemd op jongeren en de beroeps- en carrièreperspectieven van juist die groep. De vooropleidingseisen zijn te streng of te specifiek en de opleidingskosten zijn voor veel ouderen te hoog.
De eerste HOVO-activiteiten in Nederland dateren van 1986. In 1990 werd de landelijke vereniging HOVO-Nederland opgericht waarvan inmiddels meer dan twintig lokale clubs lid zijn. HOVO-Twente begon in 1992 met haar activiteiten. Het eerste jaar waren er veertien cursisten, vorig jaar al 125. Dit jaar mikt HOVO-Twente op 175 ouderen.
Vergeleken met de HOVO-activiteiten in Groningen en Rotterdam (zeshonderd tot negenhonderd cursisten per jaar) zijn die in Twente nogal bescheiden, maar volgens globale marktonderzoekjes is er in de regio een potentiële groeimarkt aanwezig. Zo zouden er bijna vijftigduizend mensen tussen de 50 en 75 jaar een geschikte vooropleiding hebben en mogelijk geïnteresseerd zijn.
Wat voor ouderen komen op HOVO af? Niet de gemiddelde 50-plusser, erkent mw. drs. C. van de Molen (HOVO-coördinator van de Hogeschool Enschede, tevens voorzitter van de werkgroep HOVO-Twente). De 'HOVO-oudere' is over het algemeen beter opgeleid dan gemiddeld (hij/zij heeft vaak een hbo/mbo opleiding en werkervaring, soms een universitaire achtergrond), en heeft materieel ook wat meer te besteden. 'Niettemin blijkt de 350 gulden cursusgeld voor sommige cursisten nog wel een hobbel te zijn', zegt Van de Molen. Maar met de EnschedePas krijgen ze 20 procent korting.
Volgens Van de Molen zitten onder de HOVO-cursisten relatief veel vrouwen en 'tweede-kansers' die eindelijk eens hoger onderwijs willen volgen (al is HOVO nadrukkelijk niet als tweede-kansonderwijs bedoeld). 'Leuk is dat een enkele cursist via HOVO ook echt nog aan een studie begint', zegt ze. Andere cursisten zoeken vooral een nieuwe dagbesteding na hun vut of pensionering. En weer anderen komen vooral voor de 'gezelligheid'.
Het Twentse HOVO-aanbod varieert van antieke wijsbegeerte tot cursussen schilderkunst, moderne muziek en autobiografische teksten lezen en schrijven. Maar dat betekent niet dat het hier om 'hobbycursussen' gaat, zegt Van de Molen. 'Onze cursussen zijn niet vrijblijvend. Qua diepgang en moeilijkheidsgraad zouden ze in het gewone hoger onderwijs niet misstaan.'
Aan het niveau wordt volgens Van de Molen geen concessie gedaan. 'We willen geen elitaire uitstraling hebben, maar onze cursussen moeten wel een volwaardig onderwijsproduct zijn. Juist ook omdat we ouderen serieus nemen.Dat houdt onder meer in dat je niet het niveau terwille van sommige deelnemers verlaagt. Het blijkt dat ouderen dat zeer op prijs stellen.'
De opkomst van HOVO in Nederland viel samen met het tijdstip dat de Hogeschool Enschede koos om zich op het pad van contractactiviteiten te begeven. Eerst was men huiverig. Van de Molen: 'Het is toch een nieuwe doelgroep, een nieuw product. Het zou bovendien niet veel geld opleveren.' In 1992 ging men, samen met de Volksuniversiteit Enschede, alsnog overstag. 'De behoefte bij ouderen was er beslist, en wij hebben als HE een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bovendien willen we als HE in de toekomst graag life-long learning aanbieden, en daar past HOVO in.' Ook het gunstig effect op de naamsbekendheid van de hogeschool was niet te versmaden.
De betrokkenheid van de UT liet nog twee jaar op zich wachten, hoewel cursisten er volgens Van de Molen van meet af aan op hebben aangedrongen dat ook de UT mee zou gaan doen. Particulieren zijn daarover in aanvang ook in gesprek geweest met het Centre for Advanced Education (CAE) van de UT. Maar er ontstond vertraging. De UT wilde HOVO in een stichting onderbrengen, de HE wilde een werkgroep. Verder ging de UT ervan uit dat HOVO nooit kostendekkend zou worden, hoewel de HE daar wel naar streeft.
De zaken kwamen pas in een stroomversnelling nadat oud-WWTS-er ir. C. ten Napel voor de faculteit WMW de mogelijkheden voor post-initieel derde geldstroom-onderwijs had onderzocht. Een van de opties bleek HOVO te zijn. Ten Napel: 'Wel was duidelijk dat je er als faculteit niet rijk van wordt. Het is al heel mooi als je genoeg cursisten aantrekt om het kostendekkend te houden.' WMW overlegde met het CvB, dat wat geld verstrekte voor een experiment. Ten Napel zelf ging als HOVO-coördinator aan de slag.
Terugkijkend, zegt Van de Molen, speelde bij de vertraging ook een zeker 'cultuurverschil' tussen hogeschool en universiteit een rol. 'De HE is primair onderwijs-gericht, de UT is natuurlijk ook onderzoek-gericht. UT-docenten zijn daarom misschien wat moeilijker voor HOVO te motiveren. En UT-faculteiten vinden HOVO naast Studium Generale misschien wat overbodig, temeer daar met deze onderwijsvorm niet veel te verdienen valt.'
Veel geld zijn HE en UT aan HOVO echter niet kwijt. De directe cursuskosten worden grotendeels door de cursusgelden gedekt. De HE steekt daarnaast twintigduizend gulden per jaar in coördinatie en administratie. De UT betaalt vooralsnog vijfduizend gulden per jaar, geld dat wordt gebruikt voor PR en werving, en legt wat bij in de vorm van docenturen en coördinatie. Deze beperkte steun is overigens zeer welkom, zegt Van de Molen: nu komt de cursusprijs - op basis van een totaal van tien cursussen en honderd cursisten - op 350 gulden, anders zou dat 560 gulden zijn.
Inmiddels zijn aan de UT drie cursussen gedraaid, vertelt UT-coördinator Ten Napel. Filosofische en historische onderwerpen uit de koker van WMW: Leven in de moderne tijd (vakgroep Systematische Wijsbegeerte), Grote denkers uit het verleden (Geschiedenis), Wetenschapsfilosofie (Filosofie van Wetenschap en Techniek). De succesvolle eerste cursus - dertig deelnemers - werd speciaal voor HOVO ontwikkeld, de andere twee waren aanschuifonderwijs. Komend najaar start een cursus Wijsgerige ethiek.
Afgaand op de thema's van de HOVO-cursussen, die volgens Ten Napel 'vraaggericht' worden gekozen, is de gemiddelde HOVO-cursist vooral in 'zingeving' en cultuur geïnteresseerd. Ten Napel: 'Ja, dat kan natuurlijk een soort bottle-neck zijn voor de UT-inbreng. We hebben als UT op dat vlak maar een beperkt aantal onderwerpen in de aanbieding. De UT heeft geen letteren of kunstgeschiedenis. Ons aanbod zit toch vooral vast op WMW, en dat is bovendien maar een kleine faculteit.'
Dat aansluiting op de belangstelling van ouderen nauw luistert bleek bij de laatste UT-cursus Wetenschapsfilosofie, een aanschuifcollege waarop uiteindelijk maar twee oudere cursisten afkwamen. Ten Napel: 'Ja, dat was een misser. Blijkbaar is dat onderwerp voor ouderen niet interessant.'
Van de Molen noemt de eenzijdige gerichtheid van het HOVO-programma op zingeving, kunst en cultuur een probleem. Kan de UT misschien een bijdrageleveren met wat leuke cursussen op het terrein van techniek? 'Tja, we hebben wel eens een cursus materiaalkunde gehad, maar toen kregen we slechts één aanmelding', zegt Van de Molen. Maar: 'We willen de bètakant graag meer aandacht geven. Ouderen en techniek is een onderwerp dat binnen HOVO-Nederland erg speelt: PIN-pas, Internet, biomedische techniek.'
De voorwaarde moet zijn dat er genoeg ouderen met een zekere voorkennis op zulke onderwerpen afkomen. Van de Molen: 'Maar ik hoor veel cursisten juist zeggen: ik heb me al mijn hele leven via mijn werk met techniek moeten bezighouden, nu verdiep ik me liever in echte levensvragen. Andere cursisten hebben zich nooit met techniek beziggehouden, en nu al helemaal geen zin meer om nog eens te leren hoe ze een brug moeten bouwen.'
Het HOVO-programma maakt door alle losse onderdelen een wat geïmproviseerde indruk. Ook dat probleem is inmiddels door HOVO-Twente erkend, zegt Van de Molen. Een poging om meer inhoudelijke structuur aan te brengen is de nieuwe leergang filosofie die door medewerkers van WMW wordt opgezet. Op verzoek van de cursisten trouwens, die in het populaire filosofische aanbod duidelijke samenhang misten. In twee, drie jaar moet in een reeks cursussen een chronologisch overzicht van de westerse filosofie worden gegeven, aangevuld met cursussen waarin een enkel thema wordt uitgediept.
Intussen zijn de eerste HOVO-cursussen de UT-docenten goed bevallen, meldt Ten Napel. De grote motivatie van ouderen werkt stimulerend, vult Van de Molen aan. 'Onze studenten zijn geweldig enthousiast en geïnteresseerd. Ze vragen docenten het hemd van het lijf. En ze zitten vaak ook al lang en breed te wachten als de docent binnenkomt. Nee, een academisch kwartiertje wordt door deze groep studenten beslist niet op prijs gesteld.'
Ten Napel vindt de aanschuifcolleges - jongeren en ouderen in één collegezaal - voor iedereen een 'verrijking'. De gewone studenten moeten even wennen, maar zijn wel positief, zo bleek uit een enquête. Dat geldt ook voor de ouderen. 'Al ergeren die zich aan geroezemoes en te laat komen.' Wel moeten docenten het enthousiasme van ouderen in goede banen leiden en tijdrovende detaildiscussies tijdig afkappen, aldus Ten Napel.
Ook ouderen kunnen tegenwoordig aan de UT voor hoger onderwijs terecht.