Annemarie Mol (Schaesberg 1958) studeerde van 1976 tot 1982 de vrije studierichting geneeskunde en filosofie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Aansluitend deed ze een jaar filosofie en antropologie in Parijs. Mol promoveerde in 1989 in de wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit Groningen, en werkte vervolgens onder meer als 'Constantijn en Christiaan Huygens-onderzoekster' bij de vakgroep wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit Limburg in Maastricht en de vakgroep interne geneeskunde in Utrecht.
De nieuwe UT-hoogleraar benadert in haar werk begrippen, normen en praktijken uit de geneeskunde vanuit de filosofie. Zij bedrijft 'empirische filosofie': ze behandelt filosofische vraagstukken - wat is ziekte, sekse, techniek, waarheid? - aan de hand van empirisch onderzoek. Aanvankelijk lag voor Mol de nadruk daarbij op 'talige' tekst, later verschoof haar interesse naar de 'praktijken' waarin aan termen betekenis wordt gegeven.
Zo is Mols proefschrift 'Ziek is het woord niet' nog een semiotische analyse van de relatie tussen processen van medicalisering en normalisering en veranderingen in de taal in de huisartsenij en geestelijke gezondheidszorg tussen 1945 en 1985. Momenteel bestudeert Mol als NWO-postdoc (Ethiek & Beleid) - een baan die zij met haar UT-aanstelling wil combineren - hoe medische en sociale normen impliciet vertaald worden in medische apparaten. Haar case: een bloedsuikerspiegelmeter voor diabetici.
In Twente wil Mol zich buigen over de normatieve en politieke dimensie van techniek en de vraag wat het voor de politieke filosofie betekent dat mensen in hun leven niet alleen met andere mensen, maar ook met artefacten (dingen) moeten omgaan. Uitgangspunt daarbij is de uitdaging die de verhouding tussen mens en techniek stelt aan het humanisme.
De Stichting Socrates (een werkstichting van het Humanistisch Verbond) is de instantie die Mols bijzondere UT-leerstoel financiert. De leeropdracht van de leerstoel is dan ook door de Stichting geformuleerd: onderwijs en onderzoek in de 'politieke filosofie, in het bijzonder de humanistische bezinning op politiek-maatschappelijke vraagstukken als gevolg van de invloed van techniek en technologie op de samenleving'.