De nieuwe Twentse WOPI-cijfers (de afkorting staat voor Wetenschappelijk Onderwijs Personeels Informatiesysteem) laten zien dat de daling vooral plaatsvindt bij het tijdelijk personeel, en dan met name het obp (overig en beheerspersoneel). Het aantal fte's tijdelijk obp daalt namelijk van 126 naar 88. Bij het tijdelijk wp (wetenschappelijk personeel) is de afname wat minder groot: van 691 naar 641 fte. In totaal nam de omvang van het tijdelijk personeel aan de UT af van 817 tot 729 fte. De omvang van het vast personeel nam daarentegen zelfs toe van 1540 naar 1544 fte. Die lichte toename vond plaats bij het wp; het aantal fte's vast obp daalde.
De genoemde personeelsdaling is opmerkelijk, omdat ze optreedt na jaren van geringe, maar constante stijging. Tussen 31 december 1990 en 31 december 1994 nam de totale personeelsomvang van de UT toe van 2211 tot 2357 fte. Het aantal vaste personeelsleden nam in die periode toe van 1500 tot 1540 fte, het aantal tijdelijke krachten van 711 tot 817 fte. Het aantal vaste wp-ers nam toe van 523 tot 546 fte, het aantal vaste obp-ers van 977 tot 994 fte. Het aantal tijdelijke wp-ers groeide van 561 tot 691 fte, het aantal tijdelijke obp-ers daalde echter van 150 tot 126.
Vorig jaar is, volgens de nog te publiceren WOPI-cijfers van de VSNU, de omvang van het wetenschappelijk personeel in vaste dienst aan de Nederlandse universiteiten na decennia van groei voor het eerst gedaald. Volgens de universiteiten komt dat doordat derde geldstroominkomsten de overheidsbezuinigingen en dalende studenteninstroom niet langer kunnen compenseren. Het aantal tijdelijke contracten daalt landelijk al sinds 1993.
Volgens J. de Bot (Personeel & Organisatie, P&O) wordt de lichte daling aan de UT vooral veroorzaakt door enkele lokale ontwikkelingen die net in 1995 hun beslag hebben gekregen: de verzelfstandiging van de Dienst Studentenhuisvesting (nu Stichting Studenten Huisvesting Drienerlo) en de Twente School of Management, en de sanering van de voormalige Centrale Technische Dienst (nu Interfacultair Mechanisch Centrum). Bezuinigingen of dalende studentenaantallen speelden volgens De Bot voor de personeelsomvang van de UT in 1995 nog niet echt een rol, zoals elders wel het geval was.
Een curieus detail in de Twentse WOPI-cijfers is de zeer forse afname in vijf jaar tijd van het aantal fte's aan tijdelijk ondersteunend en beheerspersoneel. In 1990 bestond het tijdelijk UT-personeel (in totaal 711 fte) voor 561 fte uit wp en voor 150 fte uit obp. In 1995 ging het zoals al gezegd om 729 fte, waarvan 641 fte wp en nog maar 88 fte obp.
Volgens hoofd P&O drs. P. Horsch is dit geen bewust beleid van faculteiten. 'Het lijkt me een cumulatie van deelbeslissingen, waarbij bezuinigingen en het vermijden van wachtgeldrisico's een rol zullen spelen.' Misschien vervangen faculteiten tijdelijk personeel door uitzendkrachten (die immers niet bij de UT in dienst zijn). Ook is het mogelijk dat bij onderzoeksprojecten minder tijdelijke technische ondersteuning wordt ingezet. 'De trend in onderzoek is immers: minder vervaardigen, meer simuleren.' Cijfers heeft Horsch niet. P&O werkt nog aan een informatiesysteem dat ook al het tijdelijk personeel aan de UT telbaar moet maken, aldus Horsch.