Pepijn van Buren, Daan Westdijk en Andries Rademaker zijn de drie nieuwe leden, die het dispuut Lemniscaat dit jaar na een uitgebreide ontgroening binnen de geledingen haalde. Een aanzienlijke score voor de kleine uit 28 mannen bestaande club. Het jonge dispuut, Lemniscaat werd eind jaren tachtig opgericht, heeft een aantal jaren geen nieuwe leden kunnen aantrekken. De groep leek te exclusief en onbekend om aantrekkelijk te kunnen zijn voor studenten van de UT of de Hogeschool Enschede.
Om gevraagd te worden door een lid van Lemniscaat moet je opvallen. Daan: 'Opvallen doe je door jezelf te zijn. Je moet spontaan zijn en geen masker opzetten. Je moet je in ieder geval positief onderscheiden van de rest. Je staat er altijd bij stil dat je kunt worden gevraagd. Je weet alleen nooit wanneer.' Van Buren werd uitgenodigd door een jaargenoot: 'Hij zei dat hij me zo weinig zag en het leek 'm leuk dat ik eens meeborrelde. Die vraag heeft me overvallen, maar het idee trok me gelijk aan. Ik ben recentelijk verhuisd van de campus naar Enschede en woon samen met mijn jaarclub. Die zie ik iedere dag en het is aangenaam ook andere contacten te hebben. Het is leuk om apart te borrelen. Niet alleen maar in die typische studentenkroegen.' Volgens Westdijk is Daan precies het 'juiste type' voor Lemniscaat, al kan hij niet precies aangeven waarom. 'Over het algemeen zijn dispuutleden studenten die meer met hun studie willen dan studeren alleen. Mensen die je ook binnen het verenigingsleven ziet.' Lemniscaat preases Michiel Rensebrink heeft een simpele omschrijving voor mensen die goed binnen zijn dispuut passen: 'Het zijn no nonsens lui, die niet lopen te zeiken over het minste of geringste. Jongens die ongecompliceerd lol met elkaar kunnen hebben.' Gertjan Thijssink, secretaris van Lemniscaat, sluit zich hierbij aan: 'Het criterium om iemand te vragen is of je met zo'n persoon een avond aan de bar kunt zitten. Als dat kan, is zo'n kerel een goede potentiële kandidaat.'
Met gevraagd worden zijn de potentiële dispuutleden er echter niet. Ze moeten nog door de ontgroening heen. Bij Lemniscaat bestaat deze periode uit het uitvoeren van een aantal opdrachten, waarbij 'het niet zozeer om de opdracht gaat, maar om de uitwerking en het verhaal erom heen'. Voor Westdijk en Van Buren duurde deze periode ongeveer drie maanden. Ze moesten onder andere een aantal bekende Enschedeërs zo ver krijgen, dat ze met hun op de foto wilden en ze kregen de opdracht in de publiciteit te komen met het dispuut. Rensebrink moest tijdens zijn ontgroening zelfgemaakte beestjes van kastanjes en cocktailprikkertjes in het bos aan de man brengen. 'De ontgroening is niet leuk. Je bent blij als het voorbij is. Je moet uit kunnen leggen wat je met je opdrachten hebt gedaan en liefst nog op een vermakelijke manier ook. Tijdens de kennismaking, want zo moet je het zien, leg je je ziel bloot. Eenmaal opgenomen ga je als gelijken met elkaar om en kun je als vrienden alles tegen elkaar zeggen, maar tijdens de ontgroening is daarvan geen sprake. Maar goed, je wilt erbij', zegt Rensebrink. Eenmaal toegelaten mogen de leden wekelijks meedoen met de borrelavonden en maken ze uitstapjes. Afgestudeerde leden worden opgenomen in het 'old boys network'. Het dispuut is voor het leven.
'Tijdens die ontgroening leer je heel veel over jezelf. De ware Pepijn en de ware Daan kwamen naar boven', vindt Westdijk. Van Buren beaamt dat: 'Ik kwam hier heel zelfverzekerd aan, maar zo nu en dan ben ik toch ook geschrokken van sommige situaties. Vooral omdat je jezelf prijs moet geven. Het motto vanLemniscaat is: 'Evenwicht tussen psyche en materie'. Als je het hogere doel achter de ontgroening ziet, red je het wel.'
Dat hogere doel is uiteindelijk deel mogen uitmaken van het dispuut. Dat het eindoordeel wordt geveld door medestudenten, die hoogstens een aantal jaren ouder zijn of iets verder in hun studie zijn, is voor Van Buren en Westdijk niet belangrijk. 'De mensen die al lid zijn van Lemniscaat zijn tijdens de ontgroening de autoriteit, maar dat is maar tijdelijk', zegt Westdijk. Van Buren: 'Het worden je vrienden en als zij het te bont maken, houdt het voor ons ook op.' 'Als je er zonder slag of stoot bij zou mogen, zou het niets voorstellen. Het is ons dispuut en wij bepalen wie er binnenkomt. Ik bepaal toch ook zelf wie er in mijn huis naar binnen mag. Dat heeft niets met studieresultaten te maken', vervolgt Rensebrink. 'Het worden vrienden voor het leven. Jongens waar je in moeilijke tijden bij aan kunt kloppen. Je mag best kritisch zijn.'
Damesleden kent Lemniscaat niet. De twee nieuwe leden stellen dat zeer op prijs. Van Buren: 'Als je mannetjes en vrouwtjes bij elkaar zet gaat het mis. Er ontstaan relaties en als die uitgaan blijft er van de vriendschappen niets meer over. Er is een groot verschil tussen mannen en vrouwen: mannen knokken een ruzie uit, drinken een biertje en alles is weer vergeten. Vrouwen herinneren zich dingen een jaar later nog.'
'Het dispuut is uniek', besluit Westdijk. 'Ik weet zeker dat ik met de leden een leuke tijd zal hebben. Ik zal er niet bedrogen uitkomen. Ik pas binnen het verband en het verband past bij mij.' Thijssink: 'Ik kan de leden van het dispuut blind vertrouwen. De nieuwe jongens nog niet, maar dat zal vast en zeker komen.'