'Gelijke kansen' heet de notitie over de studiefinancieringsmaatregel voor vrouwelijke techniekstudenten. Die titel zal menigeen wat ironisch in de oren klinken. Mannelijke studenten krijgen deze 'niet goed-geld terug' garantie immers niet. Discriminatie derhalve. Maar positieve discriminatie. Die is nodig omdat bij jongens en meisjes sprake is van een verschillende 'risicobeleving' in de keuze voor een technisch studierichting.
Uit onderzoek blijkt dat meisjes onzekerder zijn over hun capaciteiten dan jongens. Ook hebben zij vaak minder ervaring in de omgang met techniek. Dat maakt het voor hen moeilijker hun kansen en interesse goed in te schatten. Vaak bevestigt de omgeving onbewust de onzekerheid van meisjes. Jongens met een zeventje voor wiskunde worden aangemoedigd een technische studie toch te proberen, meisjes wordt in dat geval de keuze voor techniek ontraden.
Vrees
Bovendien zijn meisjes uit zichzelf al minder geneigd risico's te nemen dan jongens. Juist daarom bestaat de vrees dat alle studiefinancieringsmaatregelen van minister Ritzen de opgaande lijn in het percentage vrouwelijke techniekstudenten zal doen ombuigen. Onvoldoende studieresultaten worden immers ongenadig afgestraft. Ook een verkeerde studiekeuze kan financieel flink opbreken. Want wie niet op tijd afstudeert ziet zijn beurs met terugwerkende kracht omgezet in een lening.
Het College van Bestuur hoopt nu dat de studiefinancieringsmaatregel twijfelende meisjes over de streep trekt om een technische studie in ieder geval te proberen. Een 'proeftijd' van maximaal zes maanden moet hen in de gelegenheid stellen een gefundeerd besluit te nemen over de ir-studie. Dan blijkt hopelijk dat die alleszins meevalt. Want het streven is uiteraard de meisjes binnen te houden.
Katalysator
Het gevaar bestaat echter dat de studiefinancieringsmaatregel juist een katalysator voor afhakers is. Daarom is een goede studiebegeleiding zo belangrijk, herhaalt Vlas meermalen. Anderzijds is het niet de bedoeling dat meisjes een 'speciale behandeling' krijgen. Stigmatisering moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Het is al jammer genoeg dat de maatregel weer eens bevestigt dat de verhouding tussen meisjes en techniek problematisch is. Maar dat hou je nu eenmaal bij iedere maatregel gericht op positieve actie, stelt ze vast.
Vlas is niet bang dat meisjes de studiefinancieringsmaatregel gebruiken om op kosten van de UT een jaartje te lanterfanten. Daarvoor is de stap naar een technische universiteit voor veel meisjes te groot. Maar om in ieder geval de schijn van profiteurs te vermijden is een prestatie-eis van 25 procent ingesteld. In uitzonderingsgevallen kan daarvan worden afgeweken. Feitelijk is bepalend of de studente aantoonbaar voldoende inspanning heeft getoond en of haar argumenten om te stoppen overtuigend zijn. Er is dus niet zonder meer sprake van een recht.
Moeilijk
In de notitie 'Gelijke kansen' wordt voor de begroting van de kosten uitgegaan van een verdubbeling van het aantal vrouwelijke techniekstudenten. Vlas vindt het moeilijk in te schatten wat het effect van de maatregel op de instroom zal zijn. Het is daarbij afwachten wat de andere (technische) universiteiten en hogescholen gaan doen. Als de maatregel aan de UT werkt, zal die zeker navolging krijgen, verwacht ze.
Zowel de Adviescommissie Emancipatie als Nelly Oudshoorn, hoogleraar Gender en Technologie, wijzen erop dat de studiefinancieringsmaatregel de structurele oorzaken van de geringe deelname van meisjes aan technische studies niet wegneemt. De maatregel moet daarom als een aanvullend beleidsinstrument worden gezien én gepresenteerd. Anders ontstaat weer het idee dat het probleem vooral ligt bij een halsstarrige desinteresse van meisjes in techniek en niet in de technische wereld zelf.
De studentenvakbond SRD wees er vorig jaar in een notitie op dat de vorm waarin leerstof wordt aangeboden mede bepalend is voor de (des)interesse van meisjes. Onderwijs dat meisjes aanspreekt blijkt ook positief voor jongens uit te pakken. Andersom is dat echter niet zo.
Het College beaamt dat onderwijsverbetering gericht op vrouwelijke studenten een belangrijke punt is. Activiteiten in die richting werden en worden gestimuleerd. Maar op korte termijn dragen die niet bij aan het verhogen van de vrouwelijke instroom.
Meer in zijn algemeenheid vormt het overal in onze maatschappij diepgewortelde vooroordeel dat techniek typisch mannelijk is, een obstakel. Er bestaan inmiddels activiteiten die meisjes de gelegenheid bieden te ontdekken dat techniek ook voor hun is weggelegd. Maar na het vak techniek in de onderbouw van het vwo ontbreekt de schakel tot de uiteindelijke studiekeuze.
Centrum
Het Bureau Emancipatie wil in samenwerking met onder meer het hbo en het mbo in de regio een 'Expertisecentrum voor vrouwen, meisjes en techniek' opzetten. Dit zou een structurele bijdrage moeten gaan leveren aan het promoten van techniek onder meisjes. Bij de onderwijsinstellingen lijkt echter onvoldoende bereidheid te bestaan om de benodigde financiële middelen op tafel te leggen. Het gaat om 4,5 ton per jaar voor de eerste vijf jaar. Daarna zou het Expertisecentrum zichzelf moeten bedruipen.
Vlas zou het jammer vinden als het Expertisecentrum niet kan worden opgericht, want ze erkent dat de studiefinancieringsmaatregel 'korte termijn denken' is. 'Deze maatregel werkt voor meisjes die geïnteresseerd zijn in techniek en het waarschijnlijk aankunnen, maar nog twijfelen. Dat is slechts een kleine groep. Idealiter zou je de vijver willen vergroten. Het is een beperkte gedachte uit te gaan van een maatregel die zich alleen richt op het laatste traject van het vwo. Iedereen ziet dit probleem, maar niemand wil zich voor het langere termijn beleid inzetten. Dat wil overigens niet zeggen dat je de studiefinancieringsmaatregel niet moet nemen. Ik zou het liefst én/én hebben.'
![]()