Miljoenen-aanspraak negen universiteiten

| Redactie

De Raad van State heeft, bijna vier jaar na dato, het besluit van minister Ritzen vernietigd waarmee deze de vier jongste universiteiten - Maastricht, Rotterdam, Tilburg en Twente - via een 'historische correctie' extra onderzoekbudget gaf ten koste van de anderen. De negen `slachtoffers' van toen maken nu aanspraak op ruim 100 miljoen gulden achterstallig budget. Onduidelijk is nog wat Ritzen vanaf 1997 met de onderzoekbudgetten doet. Het Twentse CvB voorziet geen negatieve gevolgen van het besluit voor de UT.

Het nu vernietigde besluit dateert van december 1992. Bij de invoering van een nieuw bekostigingssysteem, dat volgens eerdere afspraken 'budgettair neutraal' zou worden ingevoerd, besloot Ritzen alsnog om vier universiteiten ten koste van de andere te bevoordelen. Die vier hadden een half jaar eerder om verhoging van hun onderzoekbudget gevraagd, omdat dit te klein zou zijn vergeleken met hun sterk gegroeide studentenaantallen.

Toen de andere instellingen niet aan deze 'historische correctie' wilden meewerken, besloot Ritzen destijds eigenhandig in te grijpen. Rotterdam en Tilburg kregen, na een korte overgang, per jaar 10 miljoen gulden extra; Maastricht en Twente konden op jaarbasis op 5 miljoen rekenen.

Begin 1993 gingen de vijf 'klassieke' universiteiten tegen deze ingreep in beroep. De uitspraak van de Raad van State in deze zaak komt, na zoveel jaren, voor de meeste betrokkenen toch als een verrassing. Op het ministerie werd begin deze week nog steeds gestudeerd op de consequenties.

In theorie kan Ritzen proberen alsnog een besluit te formuleren dat de herverdeling achteraf rechtvaardigt. Juristen zien daar echter weinig ruimte voor: niet alleen formeel-juridisch maar ook inhoudelijk heeft de Raad van State Ritzens handelen in deze zaak veroordeeld. Hij had zich aan de afspraak van gelijkblijvende budgetten moeten houden; en de argumenten om juist déze vier instellingen te bevoordelen, worden niet sterk geacht. Kortom: de bewindsman heeft 'niet in redelijkheid tot dit besluit kunnen komen'.

De vernietiging van het besluit dwingt Ritzen praktisch gezien om de in vier jaar opgelopen schade bij de slachtoffers te vergoeden. Hij kan dat geld ook moeilijk weghalen bij de vier instellingen die indertijd van zijn gulheid profiteerden. Te verwachten valt dus dat de bewindsman zelf met geld over de brug moet komen: volgend jaar, of uitgesmeerd over meerdere

jaren.

De VSNU heeft al berekend dat het dan in totaal gaat om ongeveer 105 miljoen gulden, naar rato te verdelen over alle negen slachtoffers van de herverdeling uit 1992. De grootste universiteiten kunnen dan eenmalig meer dan 10 miljoen gulden verwachten.

Welke consequenties Ritzen voor de komende jaren uit de uitspraak van de Raad van State trekt, durft niemand nog te voorspellen. Bij de VSNU ziet men het liefst dat hij het totale onderzoekbudget van de universiteiten met 30 mln ophoogt. Financieel gesproken is dat eenvoudig: het gaat om minder dan één promille van de totale onderwijsbegroting. Politiek gezien lijkt zo'n budgetverhoging echter in te druisen tegen de heersende stemming.

Juist deze week verwacht minister Ritzen het rapport van een zware commissie die de rol van landelijk onderzoekfinancier NWO heeft bekeken. Alles wijst erop dat deze commissie met het voorstel komt om het budget van NWO (de 'tweede geldstroom') te verruimen, en daartoe geld weg te halen bij de individuele universiteiten (de 'eerste geldstroom'). Hoe hij die pijn verdeelt, wordt dan een politieke keus. De kans is daarbij groot dat Ritzen de 'winnaars' van de beroepszaak alweer per januari 1997 met beide benen op de grond zet.

CvB-voorzitter B. Veltman vindt het besluit van 1992 nog altijd een goede zaak. 'Een aantal kleinere universiteiten waaronder de UT liep in de bekostiging dusdanig bij de werkelijke bezetting achter dat de minister tot correctie besloot. Die correctie was billijk en ook effectief. De vraag is alleen achteraf of de minister daar deze budgetpost - de onderzoekcomponent in het universitair bekostigingsmodel HOBEK - voor had mogen gebruiken. Het HOBEK is een convenant en de minister was daar toch aan gehouden.'

Wat de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State zullen zijn, wacht Veltman maar gewoon af. 'Dat is nu verder een zaak van de minister. Als hij zich schuldig voelt, zal hij dat achterstallige geld voor de andere universiteiten nu ergens vandaan moeten halen. Maar daar zijn genoeg mogelijkheden voor. Wij als UT gaan intussen gewoon door.' Veltman rekent er op dat de UT geen negatieve gevolgen zal ondervinden van de uitspraak.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.