Helder beroepsbeeld ontbreekt

| Redactie

De Visitatiecommissie Informatica toont zich geen voorstander van de sterke diversificatie binnen het informatica-onderwijs. Dit zou uiteindelijk kunnen leiden tot desintegratie: te weinig studenten, verspreid over teveel opleidingen bij teveel faculteiten. De commissie werd hierin dinsdag gesteund door de nieuwe werkgeversvoorzitter drs. J.C. Blankert. Hij noemde de groei van nieuwe informatica-varianten, ten koste van de moederstudie, een vorm van 'kannibalisme'. Aan een helder beroepsbeeld heeft dit alles volgens hem niet bijgedragen.

Blankert schaarde zich dan ook achter de oproep van de visitatiecommissie tot sanering van het versnipperde studie-aanbod in de informatica. Volgens hem kan worden volstaan met twee basisopleidingen: algemene en technische informatica. De Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) legt op dit moment de laatste hand aan een plan voor sanering van het totale studie-aanbod. Hierin wordt eveneens een herintegratie van informatica-opleidingen tot twee of drie brede studies voorgesteld. De informatica-faculteiten zelf zijn over dit voorstel echter nog niet uitgepraat.

Volgens de commissie mag de terechte aandacht voor belangrijke ontwikkelingen, zoals telematica en multimedia, niet leiden tot nieuwe opleidingen. De twee gevisiteerde opleidingen kunstmatige intelligentie (combinaties van informatica, filosofie, psychologie en taalkunde) hebben van de commissie het voordeel van de twijfel gekregen. Maar over de koppeling tussen bedrijfskunde en informatica is zij kritischer. Veel bedrijfskunde in de opleiding zorgt voor een wazig profiel en brengt de academische diepgang in gevaar. Is de bedrijfskundecomponent gering, dan is het beter van de opleiding een afstudeerrichting binnen informatica te maken.

De commissie kan tussen de ir-opleidingen en de drs-opleidingen informatica geen helder en eenduidig onderscheid ontdekken. Ook qua beroepsperspectief wordt geen wezenlijk verschil geconstateerd. Daarom moeten de opleidingen zich ofwel scherper ten opzichte van elkaar profileren, ofwel allemaal een studieduur van meer dan vier jaar krijgen.

Ondanks de tevredenheid van de commissie over de negentien gevisiteerde opleidingen krijgt elk van de universiteiten vijftien tot 25 aanbevelingen mee. Het kan immers altijd beter. Geconstateerd wordt dat enkele onderwerpen in vrijwel alle curricula onderbelicht blijven. De 'verticale samenhang' tussen vakken is bij alle opleidingen over het algemeen voldoende. Maar dwarsverbanden worden onvoldoende zichtbaar gemaakt. Onder meer geldt dat voor wiskundevakken. Studenten leren in het algemeen te weinig hun wiskundekennis te gebruiken bij het modelleren en analyseren van problemen. De UT krijgt als specifieke aanbevelingen de interne samenhang van het programma in de ontwerplijn en de aansluiting tussen wiskunde- en informaticavakken te verbeteren.

Aan onderwerpen van bedrijfsmatige en organisatorische aard wordt in de informatica-opleidingen te weinig aandacht besteed. Het gaat hierbij om relevante elementen uit andere vakgebieden zoals de organisatiekunde en de bedrijfseconomie. Voor informatici zijn in het bijzonder onderwerpen als projectmanagement, kosten- en batenanalyse van IT-investeringen, informatie-economie en informatierecht van belang.

Deze onderwerpen zouden vooral tijdens practica en projecten aan de orde moeten komen. Ook voor het leren integreren en toepassen van opgedane kennis beveelt de commissie projectonderwijs aan. De opdrachten zouden bij voorkeur een multidisciplinair karakter moeten hebben. Aanbevolen teamgrootte is tien tot vijftien studenten en indien enigszins mogelijk zou een externe opdrachtgever moeten worden ingeschakeld. Dergelijke opdrachten oefenen de studenten ook in de zo gewenste mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden en in het vinden van elders beschikbareinformatie.

Over de opleiding aan de UT wordt gesteld dat het samenwerken in het algemeen te weinig aan bod komt en niet multidisciplinair is gericht. Het nieuwe curriculum zou op dit punt verbeteringen bieden. In Twente wordt volgens de commissie wel voldoende aandacht besteed aan de schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid, maar niet aan de mondelinge uitdrukkingsvaardigheid. Sociale vaardigheden worden onvoldoende gestimuleerd.

Het UT-programma bevordert slechts in beperkte mate het onafhankelijke en kritisch denken van de studenten. Ook het zelfstandig werken zou meer aan bod moeten komen. Afgezien van afstudeerwerk en stage biedt het curriculum weinig aansluiting met het beroepenveld. In het vijfjarig opleiding is de stage een verplicht onderdeel. De commissie wijst erop dat dit een wezenlijk andere aanpak vergt voor wat betreft de organisatie.

De commissie noemt het propaedeuserendement aan de UT (64 procent na twee jaar) redelijk goed. Het relatief doctoraalrendement na zes jaar (ook 64 procent) is slechts zeer matig. De gemiddelde studieduur van bijna zes jaar is langer dan in Eindhoven en Delft.

Studenten van alle opleidingen zijn van mening dat hun studie in vier jaar te halen is. Maar zij denken geen volwaardig doctorandus of ingenieur te worden als zij slechts tijd besteden aan de in het curriculum opgenomen zaken. Ook de commissie vraagt zich af of dit de afgestudeerden oplevert waar de maatschappij behoefte aan heeft. Wel stelt zij dat de opleidingen nog meer hun best moeten doen om het verschil tussen werkelijke studieduur en cursusduur kleiner te maken. Voor de UT wordt echter geconstateerd dat er geen studiebelemmerende factoren bestaan.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.