Volgens de MUB moet elke universiteit een raad van toezicht krijgen, die tussen overheid en universiteit komt in te staan; de leden van deze raad moeten volgens het voorstel door de minister benoemd worden. D66 had Ritzen gevraagd in die benoemingsprocedure een voordracht door de universiteit op te nemen. Ook de PvdA en CDA wilden universiteitsraad of college van bestuur invloed geven op de benoeming van de raad van toezicht.
Ritzen vindt dat geen goed idee. De raad van toezicht wordt in de nieuwe wet een van de weinige schakels tussen hem en de universiteiten. Die schakel moet het vertrouwen hebben van de universiteit, schrijft hij, maar belangrijker nog is dat hij zelf er vertrouwen in heeft.
Ook andere kritiek vanuit de Tweede Kamer spreekt Ritzen tegen. Zo is hij niet onder de indruk van de opmerkingen - met name van D66 en CDA - dat de nieuwe wet te veel uitgaat van een 'topdown-benadering'. Dat geldt slechts als het over beheerszaken gaat, vindt Ritzen; de zeggenschap over onderwijs en onderzoek is volgens hem ook in de nieuwe wet in het geheel niet hiërarchisch geregeld.