Technische gebruiksvoorwerpen zijn niet neutraal. Onderzoek binnen vrouwenstudies naar technologie wijst uit dat veel artefacten een 'gender' hebben. Onder gender wordt verstaan de symbolische en maatschappelijk dichotomie tussen vrouwen en mannen, vrouwelijkheid en mannelijkheid. Veel dingen stralen genderspecifieke signalen uit zodat of mannen of vrouwen deze voorwerpen eerder zullen gebruiken. Bovendien kennen deze gendercodes ook verschillende vermogens en gedragspatronen aan gebruikers toe.
De seksecodes van voorwerpen zijn niet onschuldig. De manier waarop deze voorwerpen tot mannen en vrouwen spreken bevestigt bestaande gender-verhoudingen. De barrieres die volwaardige participatie van vrouwen in de techniek in de weg staan worden bestendigd door de alledaagse confrontatie van vrouwen met dingen die hen vertellen dat technologie niet voor hen is bestemd en dat ze er met hun vingers vanaf moeten blijven.
'Neem een alledaags apparaat als de videorecorder. Zo'n ding heeft batterijen ingewikkelde knopjes vol onbegrijpelijke opschriften als 'vrt', 'otr', 'vps' en 'rec', die de overwegend jonge mannelijke gebruiker technologisch competent maken, terwijl het apparaat naar vrouwen vooral iets uitstraalt als: dit is voor mannen, breek jij daar als vrouwtje je mooie hoofdje maar niet over', zegt drs. Kirsten Notten (WMW).
Notten is een van de organisatoren van een bijzondere tentoonstelling over deze genderspecifieke eigenaardigheden, die vanaf 23 mei valt te bezichtigen in het Bestuursgebouw. De expositie is opgezet als een kleine bloemlezing van de alledaagse leefwereld. Aan de hand van een aantal technische gebruiksvoorwerpen wordt geïllustreerd op welke verschillende manieren sekseverschillen zichtbaar en tastbaar in dingen zijn aangebracht.
Op de tentoonstelling figureren voorwerpen met een 'harde' seksecode, waarbij de videorecorder met zijn technische gadgets contrasteert met bijvoorbeeld de magnetron-oven, die juist meestal van simpele, begrijpelijke pictogrammen is voorzien. Daarnaast is plaats ingeruimd voor (minder technische) voorwerpen met een 'zachte' seksecode die ruimte bieden om gendergrenzen te doorbreken, zoals de 'unisex' spijkerbroek en de masculiene politieschoenen van Dr. Martens, die juist vanwege die mannelijke connotaties door stoere vrouwen en tank girls zijn geadopteerd.
De samenstellers hopen dat de tentoongestelde voorwerpen en de begeleidende teksten de bezoekers leren om eens kritisch te kijken naar de dingen waarmee ze zich omringen en de gender-lading van die voorwerpen te herkennen en te overstijgen. Bovendien hopen ze ontwerpers en technologen te attenderen op de gendercodes die ze al dan niet bewust in hun apparaten aanbrengen en de consequenties die dat heeft voor de gebruikers.
Notten: 'Technische voorwerpen als een scheerapparaat of een ladyshave brengen genderverschillen in de wereld, maar weerspiegelen tegelijkertijd ook de maatschappelijke werkelijkheid. Wij zeggen dan ook niet dat het deschuld is van domme ontwerpers die niet weten hoe de wereld in elkaar steekt. We willen alleen laten zien hoe het werkt, dat het geen onschuldig mechanisme is en dat het gevolgen heeft voor mannen en vrouwen.'
De tentoonstelling vormt de omlijsting van het jaarlijkse congres van het Landelijk Netwerk Vrouwenstudies Filosofie dat dit jaar, op 23 mei, in Twente plaatsvindt. Gastvrouw is de UT-vrouwenstudiesgroep (vakgroep Systematische Wijsbegeerte, faculteit WMW). Het thema is 'Gender en techniek. Over methode, theorie en politieke idealen'; het congres wil een theoretisch-filosofisch perspectief aanreiken op de complexe verwevenheid van gender-structuren en technologische ontwikkelingen.
Uitgangspunt van het veld gender en techniek is het feit dat de constructie van gender mede plaatsvindt via de technologieën die in onze wereld een steeds belangrijker plaats innemen. Vrouwenstudies - ooit begonnen in de sociale wetenschappen, waar men zich bezighield met gender op maatschappelijk, psychologisch en symbolisch niveau (werk, identiteit, afbeeldingen) - houdt zich daarom steeds meer bezig met technologieonderzoek.
Natuurwetenschappen en techniek waren lang het domein van 'objectieve' feiten en natuurwetten. Pas gaandeweg, nadat Kuhn wetenschap had geanalyseerd als een sociaal proces, en Foucault de relatie tussen macht en waarheid had getoond, werd ook hier de genderkwestie gesteld, stelt Notten vast. Eerst werden de vrouwvijandige mythes ontmaskerd: van Aristoteles premisse over de vrouw als 'passieve materie' tot Bacons oproep om de natuur 'binnen te dringen' en te 'martelen' om zo haar waarheid te kunnen achterhalen. Pas de laatste jaren wordt de machtskwestie anders geformuleerd. In het werk van Donna Haraway bijvoorbeeld is techniek niet meer alleen mannelijke macht en manipulatie, maar iets dat ook vrouwen zich kunnen toeëigenen, gebruiken, waar ze plezier aan kunnen beleven.
Technologie speelt een rol in de vorming van mannelijke en vrouwelijke identiteiten, is een belangrijke bron van metaforen, symbolen en andere betekenissen die het genderbegrip vormgeven, en bepaalt mede de traditionele arbeidsverdeling tussen de seksen. Het congres gaat ervan uit dat deze werking van technologie niet onschuldig is. Want technologieën construeren, bestendigen en doorbreken machtsrelaties tussen de seksen.
Bij het onderzoek naar gender en techniek zijn tal van wetenschappelijke disciplines betrokken, elk met hun eigen interesses en hun eigen filosofische, theoretische en methodologische uitgangspunten. De posities sluiten niet altijd mooi op elkaar aan - er is niet één 'overkoepelend paradigma' van genderstudies, in de woorden van Notten - en zeker niet wat betreft de politieke invalshoek van de verschillende benaderingen - zoals de concrete vraag op welke manier de bestaande verhouding tussen gender en technologie moet worden veranderd. Het politieke doel van het congres is dan ook om de stromingen met elkaar in discussie te brengen, aldus mede-organisator prof.dr. Nelly Oudshoorn, hoogleraar gender en technologie (WMW).
Het gaat allereerst om de politieke dimensie van de eigen onderzoeksmethode binnen de verschillende disciplines van genderstudies. Dit vanuit de 'constructivistische' benadering: de werkelijkheid is niet gegeven, zij wordt geconstrueerd, en dat omvat een keuzemoment. 'Een onderzoeksmethode heeft altijd politieke implicaties. Het gaat om het expliciteren van de keuzes die je maakt. Neem bijvoorbeeld de vraag wie je in je onderzoek aan het woord laat. Vroeger wilde men vrouwen zichtbaar maken in de technologie, maar je kunt ook vragen: welke vrouwen dan?', aldus Oudshoorn.
Het tweede politiek moment ligt in de vraag welke 'interventiestrategieën' op basis van onderzoek mogelijk zijn. Bijvoorbeeld in de ontwerppraktijk. Technologische ontwerpen anticiperen deels op wat er bestaat. Vanuit bepaalde gebruikersbeelden wordt een 'gender-script' toegevoegd. Bepaalde gebruikersgroepen komen verder slecht aan bod. Zo worden informaticasystemen vaak uitgetest op de ontwerpersgroep zelf - allemaal hoogopgeleide mannen. Dit alles bouwt barrières in de systemen in. 'Je kunt echter ook proberen om andere gebruikersbeelden in te bouwen, en andere gebruikersgroepen te betrekken bij het testen', vindt Oudshoorn.
In haar eigen bijdrage aan het congres ('Over constructivisme, politiek en de mannenpil') zal Nelly Oudshoorn ingaan op de ontwikkeling van anticonceptie voor mannen, om te laten zien hoe moeilijk het is om technologie te ontwikkelen die tegen gevestigde genderconcepties ingaat. Er zijn inmiddels wel dertien hormonale anticonceptiemethoden voor vrouwen, en pas één voor mannen (de mannenpil, net in het stadium van klinische proeven). Oudshoorn: 'Dat ligt niet aan de natuurlijke complexiteit van het mannenlichaam - de technische problemen bij testosteron zijn minder groot dan bij oestrogenen of progesteron - maar aan bestaande sociale structuren.'
Op het congres spreekt ook prof.dr. Selma Sevenhuijsen (Rijksuniversiteit Utrecht). In haar bijdrage 'Het embryo als individu. De gender-lading van politiek-filosofische denkfiguren in de bio-ethiek' analyseert zij welke rol het 'persoonschap' van het embryo speelt in de reproduktietechnologie. Dr. Anneke Smelik (Rijksuniversiteit Utrecht) behandelt in 'De cyborgfilm: tussen utopie en apocalyps' de manier waarop in sf-films als Terminator en Eve of Destruction mens-machine-fantasma's genderbeelden uitdrukken. Dr. Annemarie Mol behandelt filosofische vragen in 'De vorm van de norm. Over de grenzen van het pleiten'. Het congres besluit met een debat.
Facultatief: Congres: 'Gender en techniek. Over methode, theorie en politieke idealen.' Datum: 23 mei. Plaats: Bestuursgebouw, BB5. Tijd: 10.00 - 17.00 uur. Tentoonstelling: 'Dingen (v/m).' Datum: 23 mei (lunchpauze). Plaats: Bestuursgebouw. Ook na 23 mei voor het publiek toegankelijk.