Als het aan D66 ligt, ontstaan er verschillen in de hoogte van het collegegeld tussen hogescholen en universiteiten met goede en die met slechte kwaliteitsplannen. Wie geen goed plan heeft ingeleverd, moet verboden worden het collegegeld te verhogen.
Dit zei D66-Kamerlid B. Bakker afgelopen maandag tijdens een forum voor studenten in Amsterdam. Hij ging daarmee een stap verder dan de Tweede Kamer tot nu toe heeft gedaan. De Kamer heeft de verdere verhoging van het collegegeld (in twee stappen naar 2750 gulden in 1998) steeds afhankelijk gemaakt van de onderwijskwaliteit; zou die niet verbeteren, dan zou de verhoging - die al in wetsteksten vastligt - teruggedraaid worden.
De huidige wet regelt het collegegeld voor alle hogescholen en universiteiten gezamenlijk en voorziet geen verschillen tussen afzonderlijke instellingen. CDA-Kamerlid W. van de Camp wuifde het D66-standpunt dan ook weg: 'Dat kan niet eens. Als u dat echt wilt, verwacht ik morgen een initiatief-wetsvoorstel van u.' M. de Vries (VVD) reageerde met de opmerking dat zij 'ademloos luisterde'.
De Tweede Kamer wil het doorgaan van de collegegeldverhoging met name laten afhangen van de kwaliteit van de plannen die de instellingen hebben ingeleverd voor het studeerbaarheidsfonds van 500 miljoen gulden. Die plannen worden op dit ogenblik getoetst door de speciaal daarvoor ingestelde commissie- Wijnen. Van meet af aan is echter onduidelijk gebleven wat de Kamer zou kunnen doen, als een deel van die plannen wel en een ander deel niet goed genoeg zou zijn. Het idee van D66 houdt in dat hogescholen en universiteiten individueel voor hun falen gestraft zullen worden. Collegegelden komen namelijk rechtstreeks in de kas van de instellingen terecht.