Plomp, mathematicus die onderwijskundige werd

| Redactie

'Ik ben een autodidact in de onderwijskunde en dus vooral door schade en schande wijs geworden', zegt prof. dr. Tjeerd Plomp die vorige maand een eredoctoraat kreeg van de Universiteit Gent. Met name zijn 'substantiële bijdrage' aan de informatietechnologie, het internationaal vergelijkend rendementsonderzoek en de standaarden van het onderwijs, zijn de Belgische universiteit in het bijzonder opgevallen.

Tjeerd Plomp benadert de onderwijskunde als een ingenieur. In 1964 kwam hij als wiskundige naar de (toen nog) THT waar hij bij de 'onderafdeling Toegepaste Wiskunde' geconfronteerd werd met allerhande onderwijsproblemen. 'Dat vond ik spannende vragen. En omdat ik eerlijk gezegd nogal wat moeite had om mijn wiskunde-onderzoek van de grond te krijgen, ben ik met die onderwijskant verdergegaan. In die tijd heb ik voor mezelf de basis gelegd voor een ingenieursaanpak in de onderwijskunde die nu een herkenbare plaats heeft gekregen in de basisfilosofie van de faculteit', zegt Plomp.

Rond 1969 stelde TW-professor Van Spiegel zich de 'serieuze vraag' hoe de televisie op een onderwijskundig verantwoorde manier in het wiskunde-curriculum kon worden ingezet. Met het moderne technische medium konden studenten zonder de lijfelijke aanwezigheid van de docent toch individueel worden benaderen. Op een simpele manier werd hieraan vorm gegeven. Volgens een strak draaiboek las de docent teksten voor en zoomde de camera bij tijd en wijle in op het grote tekenblok waar de docent zijn analyse-colleges illustreerde. In zes of zeven cabines konden de studenten de opgenomen colleges bekijken. De zalen van het EL-gebouw waren destijds tot tien uur 's avonds open voor deze manier van onderwijs volgen.

'De resultaten van de studenten waren niet slechter als daarvoor. Wel bleken ze gemotiveerder te zijn. En dat is toch een belangrijke nevenvariabele', zegt Plomp niet zonder zelfspot. Vervolgens promoveerde hij aan de VU in Amsterdam op een proefschrift over de manier waarop wiskunde-onderwijs aan studenten in de techniek op individuele wijze gegeven kan worden. Over zelfspot gesproken: 'het belangrijkste resultaat van dat onderzoek was dat ik ben gepromoveerd'.

Plomp: 'Ik heb geleerd dat je voor echte veranderingen het onderwijsparadigma moet veranderen. Daarbij moet je van meet af aan de implementatie in de gaten houden. Het gaat er namelijk om dat je de harten verovert van de mensen die het nieuwe programma gaan uitvoeren. In het begin van mijn loopbaan heb ik teveel de soort ingenieur uitgehangen die de ultieme oplossing voor een probleem bedenkt, welke vervolgens alleen maar uitgevoerd hoeft worden. Zo werkt het niet.'

Veelbelovend

In dit kader vindt Plomp het nieuwe projectonderwijs op de UT 'veelbelovend'. Volgens hem sluit het aan bij de maatschappij die van afgestudeerde ingenieurs meer verwacht dan een goede beheersing van de fysische oplosmethoden. De moderne ingenieur moet tegenwoordig open problemen kunnen aanpakken en efficiëntinformatie kunnen mobiliseren bij complexe, samengestelde vraagstukken. Volgens Plomp moet er een nieuwe balans komen tussen het 'oude weten' dat gericht is op het reproduceren van kennis in het hoofd, en het 'nieuwe weten' dat algemene problemen handen en voeten geeft, bewerkt en betekenis toekent. 'Welke de balans tussen die twee precies moet zijn, blijft een kwestie van wijsheid', aldus Plomp. Hij ziet de filosofie terugkomen bij de commissie Ginjaar die vindt dat het voortgezet onderwijs meer het karakter van een 'studiehuis' moet krijgen. 'Zo druppelen onze ideeën door naar waar ze wezen moeten.'

Tussen 1976 en 1980 was Plomp actief betrokken bij de oprichting van TO. Het succes van Toegepaste Onderwijskunde is volgens Plomp 'het ontwerpende denken' dat in de loop der jaren diep in de faculteit is verankerd. In feite levert een onderwijskundige 'produkten' waarmee onderwijssituaties toegesneden bewerkt worden. 'Produkten' als cursusmateriaal, trainingen, audiovisuele middelen en educatieve computertoepassingen kunnen op systematische wijze worden ontworpen, aldus Plomp. 'Het geeft me veel voldoening dat ik op de UT van het begin af aan, een wezenlijke bijdrage heb geleverd aan deze ontwerpende aanpak van de onderwijskunde. Het werkt goed, want de studenten doen het in het bedrijfsleven en daarbuiten uitstekend.'

Hoewel Plomp zich alles behalve een computerexpert vindt, werkt hij al sinds 1981 in onderzoek en advieswerk betreffende de rol van de informatietechnologie in het onderwijs. De eerste activiteit op dit terrein, zijn voorzitterschap van de Adviescommissie voor Onderwijs en Informatietechnologie (1981-1984), startte onder minister Pais. De centrale onderzoeksvragen waren: wat wordt er van mensen gevraagd die in een technische samenleving als Nederland leven? Hoe moet het onderwijs hierop reageren? Plomp: 'Docenten moeten in de klas leiders zijn als het om technische zaken gaat en geen volgers, zoals nu met de snelle introductie van de computertechnologie dreigt te gebeuren'.

Veel op reis

Sinds 1990 werkt Plomp half-time als voorzitter van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement (IEA) waarvoor hij veel op reis is. Het IEA is een organisatie waarvan 55 landen lid zijn en die internationaal vergelijkend onderzoek doet naar opbrengsten van primair en secundair onderwijs. De specifieke factoren die in de verschillende landen het onderwijsproces bepalen worden onderzocht en in kaart gebracht. Onder Plomps supervisie heeft de faculteit TO de Nederlandse bijdrage verzorgd aan internationationaal vergelijkende studies van natuur-, wis- en computerkunde. De laatste tijd is Plomp ook veel in Rusland te vinden. Op verzoek van minister Ritzen brengt hij belangijke Nederlandse ervaringen op onderwijsgebied over naar Rusland.

Plomp: 'Ik laat mij leiden door het eenvoudige geloof dat goed onderwijs goed is voor de ontwikkeling van mensen en daarmee voor de samenleving. Het is een sterke intuïtie die ervoor heeft gezorgd dat ik ooit een opdracht voor Hollandse Signaal heb geweigerd. Anderzijds heb ik tegen de beleidslijn van de Nederlandse universiteiten in, op persoonlijke titel, wèlmeegewerkt aan een onderwijsproject aan de Technische Universiteit van Bandung. De militairen waren toen aanwezig om de studentenbeweging in de hand te houden. Die studenten waren de veelbelovende mensen waar ik mee werkte.

Eredoctoraat

'Het eredoctoraat uit Gent betekent veel voor mij. Ik ben een generalist en heb in die hoedanigheid veel dingen opgepakt. Maar altijd heb ik mensen van de faculteit erbij betrokken die expert waren, of wilden worden, op de terreinen waar ik mij in stortte. Dat is, denk ik, het sterke punt van mijn manier van werken. Eredoctoraten worden meestal uitgeloofd voor fundamenteel onderzoek. Het vleit me dat men in Gent van mening is dat iemand met mijn manier van werken blijkbaar een wezenlijke bijdrage aan het vakgebied van de onderwijskunde heeft weten te geven.'

Tjeerd Plomp
Tjeerd Plomp

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.