'Ik heb gekozen voor de universitaire wereld en niet voor een bepaalde universiteit. Leuk is wel nu eens bij een kleine universiteit te werken. De geografische ligging van de UT is een nadeel, maar overkomelijk. De faculteit Bestuurskunde staat zeer goed aangeschreven en dat was voor mij doorslaggevend. Maar misschien is mijn houding wel het gevolg van de posities die ik in het verleden heb gehad, steeds korte tijdelijke contracten. Dat maakt je flexibeler en sneller bereid naar een andere universiteit te gaan. Gevolg van dit patroon is dat het werk mij bindt en niet de organisatie. De UT biedt een redelijk aangenaam werkklimaat. Het is geen log bureaucratisch apparaat met lange lijnen. Toch blijft het een Nederlandse universiteit met een cultuur van plannen, onderzoeksvoorstellen schrijven en vergaderen. Maar dankzij het schaalvoordeel valt het wel mee. Vraag is ook of je dat kunt voorkomen.
'Ten dele heb ik altijd de ambitie gehad om hoogleraar te worden, omdat je dan maximaal sturing kunt geven aan het onderzoek dat je doet en mijn belangrijkste ambitie is leuk onderzoek doen. De sociologie heeft een hele sterke aandacht voor actuele en maatschappelijke vraagstukken. Groepen mensen zijn interessant en niet het individu. In het vakgebied van de bestuurssociologie kijken we vanuit een sociologisch perspectief naar het openbaar bestuur en naar de rol van dat bestuur in de samenleving. Mijn huidige onderzoek spitst zich vooral toe op de herzieningen van het sociale zekerheidsstelsel en de gevolgen daarvan. Hoe functioneert het sociale stelsel aan de toegangspoorten, voor de mensen die er al gebruik van maken en zij die buiten het stelsel gaan vallen? Wat betekenen veranderingen voor de uitvoerende organisatie en de mensen die er afhankelijk van zijn? Bovendien kijken we naar de zogenaamde tussenorganisaties: tussen de wetgever en de burger staan veel instellingen die van belang zijn voor de kwaliteit van de uitvoering van het stelsel. Een voorbeeld daarvan is het College toezicht sociale verzekeringen (Ctsv).
'Ik kan tot op zekere hoogte zelf bepalen wat voor onderzoek ik doe. Je wordt gevraagd onderwerpen te behandelen, omdat je op een bepaald terrein bekend bent. Onderwerpen komen me niet aanwaaien en ik ga er niet naar op zoek. Leidraad is natuurlijk wel het programma van de sectie bestuurssociologie: de institutionele herinrichting van openbare besturen met een bijzondere aandacht voor specifieke elementen van de verzorgingsstaat.
'Leuk onderzoek is onderzoek waarbij ik de wereld in kan trekken, geen beeldschermonderzoek. Ik wil een socioloog zijn van de alledaagse werkelijkheid, onderzoek doen met een enthousiaste groep mensen, die nieuwsgierig zijn naar de wereld om zich heen. Mensen die vragen stellen en niet gelijk alle antwoorden willen hebben. Werken in een cultuur waarin mensen naar buiten kijken.
'Ik heb geen echte voorkeur voor het geven van onderwijs of het doen van onderzoek, maar als ik zou moeten kiezen dan zou dat voor onderzoek zijn. Onderwijs is vaak een sluitpost en we worden hier afgerekend op onderzoek. Liefst doe ik niet al te hijgerige projecten. Niet alleen kortlopende derde geldstroom-opdrachten waardoor je om de twee maanden iets anders onderzoekt. Onderzoek doen vraagt om duurvermogen en nieuwsgierigheid.
'Binnen mijn faculteit is een aantal mensen in het verleden zwaar overbelast geweest met onderwijs. Dat is een belemmering voor onderzoek. Er zou een betere regeling moeten komen: geef medewerkers óf een aanstelling als onderzoeker óf als docent. In Nederland zijn de aanstellingen een eenheidsworst. Hoewel ik zelf natuurlijk de risico's van het scheiden van onderzoek en onderwijs best wel zie.
'De studenten hier verschillen niet veel van studenten in andere plaatsen. De meerwaarde van de campus merk ik niet. Ik geloof ook dat de studenten zo snel mogelijk weggaan na het eerste of tweede jaar en zich in de stad verschansen. Ze hebben hier minder last van het beperkte grachtengordeldenken. De overeenkomsten tussen de studenten zijn daarentegen opmerkelijker dan de verschillen. Allemaal worden ze in dezelfde mate gestuurd door de regelgeving van het ministerie. Ze lopen zeer calculerend door hun studie heen. Dat is op z'n zachtst gezegd storend. Belangrijkste vraag lijkt vaak of het aantal opgegeven pagina's leesvoer past in de tijdsplanning. Dat is ook een nadeel van de huidige studenten: ze stellen geen vragen meer, maar willen zo snel mogelijk de antwoorden. Studenten hebben een sterke gerichtheid op beroepsmogelijkheden. De vakkenkeuze wordt in hoge mate bepaald door de utiliteit.
'Snelheid is echter niet altijd goed. Soms moet je je ergens langer in verdiepen. Mooi voorbeeld is de situatie in Utrecht, waar de hele studie is op opgebouwd uit blokken van 160 uur: de verMcDonalderisering van het onderwijs. Dat leidt tot eenvormigheid en dat is niet goed. Ik ben er niet van overtuigd dat modules het rendement verhogen. De vorm van het onderwijs bepaalt het rendement. Los van het feit dat universiteiten moeilijk een hoger rendement kunnen halen.
'Het leukste is onderwijs geven over het onderzoek dat je doet. Dat ken je en kun je zodoende vaak het beste overbrengen aan de studenten. De faculteit Bestuurskunde gaat zeer serieus om met scripties. Daarom winnen we geregeld prijzen. Voor mij als docent is het maken van de scriptie een van de interessantste fasen in de opleiding. Pas dan zijn de studenten bezig met het stellen van vragen. Als je de goede vragen stelt, heb je de helft van het werk al gedaan. Om als docent de juiste vragen te kunnen stellen, moet je het onderwerp goed beheersen. Maar als een student komt met een onderwerp waar ik niets van afweet zal ik niet gelijk 'nee' zeggen. Als het heel leuk is doe ik het en hoop er zelf gelijk iets van te leren. Ik kan studenten dan ook prima begeleiden. Mijn professionaliteit ligt in de manier van vragen stellen.'