Van der Heijden werkt inmiddels zeven weken in het Huis van Bewaring in Almelo. 'Het werk is totaal anders en in zekere zin gemakkelijker. Het is volstrekt duidelijk wat ik moet doen. Ik krijg een briefje als mensen willen dat ik kom en daar is heel veel belangstelling voor.' Wat ze doet is wat ze ook altijd op de UT heeft gedaan: mensen hun verhaal laten vertellen: 'Dat vind ik heel mooi, ontroerend, verdrietig. Soms huil ik mee en dan gaan we samen een kaarsje opsteken, als we het allebei ook niet meer weten.'
'Er wordt ontzettend veel geleden in de hokjes die daar zijn. Daar vertellen ze mij van. Als je zo iets vreselijks hebt gedaan, vragen ze zich af, kom je dan nog wel in de hemel? Zoveel gevoelens van schuld, spijt, berouw over wat ze anderen hebben aangedaan en nu nog aandoen, hun gezin dat alleen achterblijft. Ze zijn zo machteloos. Ik krijg heel veel vragen naar het geloof. Wat het voor hun kan betekenen. Bij de studenten was dat niet zo.'
Hoop
'Ik geloof dat je nooit zo diep kunt zinken dat God je niet meer terug kan vinden. Dat moet ook, er moet hoop zijn. Je krijgt de kans om een nieuw begin te maken, maar dat moet je wel zelf doen. Dat is heel eenzaam, daar is veel kracht voor nodig en je moet het zelf bedenken. Soms vragen de gedetineerden of ik voor hen wil bidden. Dan denken ze dat God niet naar hén luistert. Ze kijken naar mij op, ze zien mij als troost en als de weg naar God. Het is heel triest, ik moet er ook om huilen. Je moet veel tranen hebben. Tranen en kaarsjes, die heb je nodig. Bij studenten was het soms ook individueel zo triest, maar er was niet zoveel leed, cel na cel.'
Van der Heijden weet niet waarvoor de gedetineerden in het Huis van Bewaring zitten, totdat ze dat haar zelf vertellen. Er zitten mannen tussen die gruwelijke dingen hebben gedaan, maar dat maakt voor haar geen verschil: 'Ik zie alleen een zielig hoopje mens dat zijn toekomst en die van zijn familie en het slachtoffer vergald weet. Maar ík was niet hun slachtoffer. Ik praat ook niet goed wat ze hebben gedaan, maar dat is niet het enige dat zij zijn. Schuld en zonde moeten wel worden uitgeboet. Mensen moeten ook met zichzelf in het reine komen. Daar is tijd voor nodig. Soms concluderen een gevangene en ik dat het uitstekend is om daar nog een tijdje te zitten', zegt ze plotseling weer lachend.
Stekeltjes
Van der Heijden begon direct na haar studie theologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, als enige katholiek studentenpastor aan de UT. Met stekeltjes en in spijkerbroek. 'Ik had hier twee dominees als collega's en heb me toch wel alleen gevoeld. Ik was ook de enige vrouw, de jongste, het was mijn eerste baan. Dan heb je collega's nodig om je te helpen. Gelukkig heb ik een goed contact opgebouwd met katholieke pastores in de stad.'
'Mijn collega's hier waren meer gericht op studie, op de wetenschap. Ik ging veel meer uit van ervaringen: vertel je verhaal. Zij hechten meerwaarde aan theologie en aan hele lange preken. Ik nam een plukje van een bijbeltekst, waarvan ik dacht, 'dat is gewoon mooi', wat dat betreft heb ik helemaal geen scrupules. Ook bij teamvergaderingen zat ik erbij en keek er naar. Ik ben niet degene om symposia te organiseren en belangrijke sprekers naar de universiteit te halen. Ik begrijp wel dat dat belangrijk is. Op de UT moest veel worden georganiseerd. Iedereen zei wel dat ik dat goed kon, maar ik vond dat niet altijd zo leuk.'
Invulling
Mensen hun verhaal laten vertellen, dat is voor haar de belangrijkste invulling van het pastorschap. 'Ik heb jarenlang een groep begeleid. Eén deelnemer bracht een bepaald onderwerp in en dan zag ik wel. Soms kwamen we uit bij het geloof, soms niet. Ik zag het als mijn taak om te zorgen dat ze met elkaar in gesprek konden geraken, zodanig dat iedereen aan bod kwam. Soms zorgde ik voor verheldering. Het ging mij erom een ruimte voor ontmoeting te creëren. Ik vind dat een heel belangrijk onderdeel van ons werk.'
'Het ging heel vaak over het geloof, maar soms ook bijvoorbeeld over 'wat doe je na je studie'. Ik heb gemerkt dat studenten iedere keer in hun studie die mogelijkheid kiezen waarbij zoveel mogelijk opties openblijven. Aan het einde weten ze nog niet wat ze willen. Een enkeling heeft een ideaal, maar de meeste verliezen dat halverwege of hebben het nooit gehad.'
'Iedereen denkt dat het studentenpastoraat vooral kneusjes opvangt. Soms werd ik inderdaad wel eens gebeld door studenten die heel erg in de knoop zaten. Maar het is slechts een klein deel van je werk.'
Spijt van haar keuze voor de UT heeft ze niet gehad, al zijn er 'hele moeilijke tijden' geweest. Maar vooral het feit dat ze haar creativiteit kwijt kon in de liturgievieringen maakte een hoop goed. Teleurgesteld is ze echter over de gang van zaken rond de instelling van het pastoraat aan de Hogeschool, hoewel ze het qua werk daar prima naar haar zin had. 'Voor één mens was dat teveel. Ik had ineens twee banen en dat wilde ik niet, dat is nooit mijn ambitie geweest. Dat is ook de hoofdreden geweest waarom ik heb gezegd, ik hou er mee op. Ik wilde natuurlijk ook wel wat anders. Ik zat al sinds mijn achttiende in de studentenwereld. Maar nu wordt er weer een opvolger gezocht die beide functies moet vervullen. Daarover ben ik teleurgesteld, dat ze niet serieus naar mijn verzoek hebben geluisterd.'
Een profielschets voor haar opvolger vindt ze moeilijk te geven. 'Misschien wel iemand die iets meer ervaring heeft dan toen ik begon, want de heren zijn nog ouder geworden.' Ook een bèta-pakket op de middelbare school is een pré, voor de nodige affiniteit met exacte vakken. Want de studenten in Twente zijn toch van een ander slag dan die in Nijmegen, hoewel ze niet het idee heeft de 'doorsnee UT-student' te hebben bereikt.
'De echte doeners kwamen niet, ik heb hier een select gezelschap ontmoet. Ik denk wel dat er een behoefte is, maar ik heb niet geweten hoe je dat moest aanpakken, hoe je die andere studenten moest bereiken. Ik heb dat wel heel jammer gevonden, maar mij daar op een gegeven moment een beetje bij neergelegd. Af en toe hoorde ik van meisjes over jongens met opvattingen waar nauwelijks mee te leven valt. Ik ben daar altijd wel nieuwsgierig naar geweest, naar die mensen van wie ik alleen verhalen had gehoord.'
Carla van der Heijden