Het NCLR is een 'joint-venture' van de UT en Urenco NL bv voor gezamenlijke activiteiten op het gebied van hoogvermogen lasersystemen. Het aandelenkapitaal van de besloten vennootschap is op dit moment voor 75 procent in handen van Urenco NL. De UT bezit de resterende 25 procent. Urenco NL, voorheen UCN (Ultra-Centrifuge Nederland nv) vormt samen met het Duitse Uranit en het Britse BNFL het uraniumverrijkingsconcern Urenco.
De UT hoopte gezien de krimpende middelen met de oprichting van het NCLR haar laseronderzoek via een structurele alliantie met de industrie boven een 'subkritisch niveau' te tillen. Fundamentele laserresearch vereist namelijk langlopende programma's en grote investeringen in apparatuur en laboratoriumfaciliteiten. Door de keus voor een privaatrechtelijke samenwerkingsvorm kwam men in aanmerking voor grote subsidies van EZ.
Partner Urenco NL wilde via intensieve samenwerking met de UT geavanceerde kennis opbouwen om de strategische positie van de eigen ultracentrifugetechnologie te beschermen. Urenco vreesde dat met name vrije elektronenlasers op termijn efficiënter zouden blijken dan de ultracentrifugetechniek bij de isotopenscheiding die nodig is voor het verrijken van uranium.
De oprichting van het commerciële NCLR was eind jaren tachtig binnen de UT echter niet onomstreden. Verschillende groepen vroegen zich af of de universiteit wel in zee moest gaan met een commercieel bedrijf dat zich bezig hield met kernenergie en militaire toepassingen van uranium. Mede daarom werd in de oprichtingsstukken van de bv een 'non-proliferatiebeding' opgenomen. Tegenwoordig lijken de kritische geluiden verstomd.
Met het oog op de vereiste hernieuwing van de samenwerkingsovereenkomst droeg het CvB een onafhankelijke commissie onder leiding van de Eindhovense hoogleraar prof.dr. F. Sluijter op om na vijf jaar NCLR de balans op te maken. De commissie rapporteerde augustus vorig jaar. De evaluatie blijkt overwegend positief. De commissie concludeert dat het onderzoek van internationaal niveau is. Zij beveelt aan om de samenwerking met het NCLR voort te zetten, maar ook uit te breiden en te intensiveren.
Na zeven jaar heeft de succesvolle samenwerking van QE en NCLR geresulteerd in een aantal direct bruikbare lasersystemen en vooral een schat aan kennis en know-how, deels neergelegd in octrooien. NCLR en QE realiseerden de eerste experimentele vrije elektronenlaser in Nederland. En ook het werk aan verstembare diode-gepompte vastestoflasers en hoogvermogen excimeerlasers (waarvoor een Eureka-subsidie van 1,8 miljoen gulden werd verworven) zette het UT-laseronderzoek op de internationale kaart.
Het Twentse lasercluster is de enige groep in Nederland die toepassingsgericht werkt aan hoogvermogen lasers. Wel is er samenwerking met andere lasergroepen, zoals het lasercentrum van de VU (inzake vastestoflasers) en het FOM Instituut voor Plasmafysica in Rijnhuizen (inzake vrije elektronen lasers en hoogvermogen excimeerlasers) en verschillende bedrijven. Internationaal zijn er contacten met topinstituten als het Los Alamos National Laboratory (VS) en het P.N. Lebedev Physical Institute (Rusland).
De vakgroep QE en het NCLR zijn inmiddels in de praktijk volledig 'versmolten'. 'Er is maar één lasergroep met maximale synergie', aldus professor Witteman. De groep telt circa 35 mensen, waarvan er twintig betrokken zijn bij het NCLR. Het budget bedraagt één miljoen gulden eerste geldstroom (facultair jaarbudget QE), één miljoen tweede geldstroom (FOM/STW jaarbudget QE) en drie miljoen derde geldstroom (jaaromzet NCLR, 15 fte deels overlappend met QE), inclusief opdrachten, subsidies en commerciële verkoop.
Conform de oorspronkelijke plannen van het NCLR - eerst vijf jaar fundamenteel onderzoek om kennis en know-how op te bouwen over hoogvermogen lasersystemen, daarna opnieuw vijf jaar om tot commerciële exploitatie te komen - zijn inmiddels de eerste stappen naar concrete toepassingen gezet. Het gaat daarbij om hoogvermogen excimeerlasers en verstembare vastestoflasers - voor de vrije elektronenlaser zijn toepassingen nog ver weg.
Het NCLR denkt binnen enkele jaren een industriële hoogvermogen excimeerlaser te kunnen realiseren die kan worden toegepast bij onder meer röntgenlithografie en oppervlaktebewerkingen. Hiervoor is bij Economische Zaken een Technisch Ontwikkelings Krediet losgepeuterd van vier miljoen gulden. Samenwerking met potentiële gebruikers en klanten wordt gezocht.
De evaluatiecommissie-NCLR inmiddels signaleert ook enkele problemen, met name wat betreft de relatie tussen het NCLR en de faculteit TN (mogelijk een erfenis van het verleden, want bij de oprichting van het NCLR, vooral bevorderd door het CvB, stond TN grotendeels buitenspel). Zo vindt de commissie het vreemd dat er geen rechtstreeks overleg is tussen NCLR en faculteit. Dat zou snel moeten veranderen. Zorgelijker is dat de uitstraling van het NCLR op het onderwijs en onderzoek van TN te gering is.
De werkzaamheden van het NCLR zouden volgens de commissie veel beter binnen de faculteit 'ingebed' moeten worden. Zo zou de faculteit meer gebruik moeten maken van het onderwijsaanbod en de faciliteiten van NCLR en QE. Gezien het minieme aantal studenten dat nu jaarlijks voor zijn afstudeeropdracht naar QE stapt (een tot drie), geeft de commissie de faculteit in overweging de keuzevrijheid van studenten in deze te beperken.
De leerstoel QE is volgens de evaluatiecommissie verder een absolute voorwaarde voor continuering van de samenwerking tussen NCLR en faculteit, en zij moet dan ook na het ophanden zijnde emeritaat van Witteman behouden blijven. Tenslotte vindt de commissie dat het NCLR meer moet samenwerken met de WB-vakgroep Werktuigbouwkundige Automatisering, die aan lasertoepassingen doet, en andere lasergroepen in Nederland, bijvoorbeeld binnen de nieuwe onderzoekschool Plasmafysica en Stralingstechnologie.
Dr. Herman Godfried (Urenco), links, en Herman Offerhaus (NCLR) bij een interferometer voor de karakterisering van de laserbundel van een zogeheten diode-gepompte Nd:YAG-vastestoflaser.