'NCLR moet zichzelf gaan bedruipen'

| Redactie

Voor uraniumverrijkingsbedrijf Urenco Nederland bv (voorheen Ultra-Centrifuge Nederland nv, UCN) was het NCLR van meet af aan een strategische joint-venture voor gezamenlijk onderzoek naar hoogvermogen lasersystemen. Sinds de oprichting heeft Urenco zo'n dertig miljoen gulden in het NCLR gestoken. Volgens Urenco-directeur ir. N. Hootsmans, tevens commissaris van het NCLR, wordt de geldkraan binnenkort echter aangedraaid. Het NCLR moet zijn eigen inkomsten gaan verwerven met meer toegepast onderzoek.

In de Almelose vestiging van Urenco maakt Hootsmans in aanwezigheid van ir. H. van Heel, zakelijk directeur van het NCLR, en voormalig hoofd technische staf Urenco Nederland) de balans op van zeven jaar samenwerking met de UT. De Urenco-directeur: 'Wat we met het NCLR gedaan hebben is een unieke en goed doordachte weg geweest. Het bijzondere is dat we gestart zijn met een open vraag, en niet vanuit een concreet probleem. En dat vergt meer visie dan wanneer je overmorgen een nieuwe bout ontwikkeld wilt hebben.'

Urenco zocht eind jaren tachtig vanuit 'strategische overwegingen' samenwerking met de UT-lasergroep, aldus Hootsmans. 'Onze kernactiviteit is de verrijking van uranium met behulp van de ultracentrifugetechniek. In dat unieke proces ligt de strategische kracht van ons bedrijf. Maar zo'n uniek proces kan ook je zwakte worden: als het niet langer concurrerend is, ben je ook in één keer weg. Daarom hebben we op een gegeven moment besloten ook eens gericht naar nieuwe ontwikkelingen te kijken. En laserscheiding leek toen een veelbelovend en voor ons mogelijk bedreigend proces.'

Urenco pakte het serieus aan. 'We vonden het niet voldoende om wat oppervlakkige artikeltjes te lezen en dan onze mind op te maken. Nee, we wilden een intensieve studie maken van de essentiële elementen van laserscheidingsprocessen: licht, de interactie van licht en materie, spectroscopie, uraniumverdamping. Daarbij waren onze gedachten nog niet op toepassingen gericht, alleen op de vraag hoe bedreigend het proces kon zijn.'

Op een lasercongres in Los Angeles, midden jaren tachtig, hoorde Hootsmans een Nobelprijswinnaar de UT-vakgroep Quantumelektronica (QE) als een van de vier voornaamste lasercentra ter wereld kwalificeren. 'En mind you, wij zochten de absolute internationale top.' Hij nam contact op met Witteman, en ontdekte dat de ideeën van Urenco en QE over interessant onderzoek naar nieuwe hoogvermogen lasersystemen mooi strookten.

Het ging Urenco om de kennis, niet de toepassing ervan. 'We hadden de kennis nodig - of we die zouden gebruiken was nog maar de vraag. Je stopt in feite veel geld in lasers waarvan je eigenlijk hoopt dat je ze nooit hoeft te bouwen. Dan lijkt het onderzoek misschien voor niks geweest, maar intussen heb je wel je positie verdedigd. Als je een hek om je huis bouwt ga je toch ook niet klagen als er vervolgens geen inbrekers komen? Zeker, de pay-out van de investering is nu nog niet groot, maar we hebben geen haast. Misschien komen er nu toepassingen die toepasbaar zijn.'

De inmiddels gegenereerde kennis (deels neergelegd in octrooien van NCLR en Urenco) is interessant, met name de vrije elektronenlaser (FEL). 'Dat type heeft veel potentie qua toepassingsmogelijkheden, bedrijfszekerheid en levensduur.' Maar uraniumverrijking met behulp van lasers is nog ver weg, denkt Hootsmans. 'Enige tientallen jaren, zou ik zeggen.'

In totaal heeft Urenco volgens Hootsmans 25 à 30 miljoen gestoken in de samenwerking met het NCLR. Een hoop geld! Hootsmans glimlacht minzaam: 'Dat is ongeveer twee weken omzet voor Urenco. Daar staat bovendien tegenover dat we onze vitale belangen hebben kunnen beschermen, en dat rechtvaardigt de investering alleszins. Bovendien gaat het maar om een fractie van de investeringen die we plegen in de R&D rondom onze kernactiviteit.'

Inmiddels is wel een nieuwe fase aangebroken, zegt Hootsmans. 'Je kunt als industrie natuurlijk niet eindeloos geld in zo'n centrum blijven stoppen.We zeggen daarom: probeer nu maar eens je eigen geld te verdienen, en zo je maatschappelijk nut te bewijzen. Dus zeg je tegen de commercieel directeur (klopt Van Heel op de schouder): probeer met de opgebouwde kennis nu eens tot commercieel interessante praktische toepassingen te komen.'

De nieuwe toepassingsgerichte lijn hoeft niet strijdig te zijn met de meer fundamentele intenties van de QE-onderzoekers van Witteman: 'Je moet het allebei doen, en goed doen. Ik zie binnen het NCLR nog veel fundamenteel onderzoek. Maar TU-onderzoek moet ook altijd praktisch terugkoppelen naar de werkelijkheid. Het gaat niet alleen om de ontwikkeling van fysische principes, je moet ze ook verwerkelijken. Zo'n proces is nooit af. En mind you: die lasers zijn nog lang niet af', zegt Hootsmans. Bij de excimeerlasers kan echter het echte ingenieurswerk zo zoetjes aan beginnen.

Het is de bedoeling dat het NCLR nieuwe partners zoekt die in de BV en het NCLR-onderzoek willen participeren. 'We zijn samen met de UT gestart, maar we willen geen exclusieve samenwerking met de UT; iedereen die erbij wil komen is welkom. Het moet wel gaan om mensen die een werkelijke interesse hebben, want dan pas zullen ze er ook geld in willen stoppen. We gaan dus gericht zoeken, primair in Nederland, maar ook daarbuiten.'

Over de relatie met de UT is Hootsmans overigens tevreden. De UT levert een wezenlijke bijdrage aan het NCLR: infrastructuur, leerstoel, een ambiance waarbinnen kennis kan worden gegenereerd, een plekje in een wetenschappelijk netwerk. 'De financiële commitment is natuurlijk ook belangrijk, maar niet het meest bepalend. De universiteit is tenslotte geen bank.' Wel mag van de UT een actieve, anticiperende opstelling worden verwacht.

Het non-proliferatiebeding dat indertijd vanwege de UT in de NCLR-statuten is opgenomen is volgens Hootsmans achterhaald en niet langer relevant. Toepassingen voor uraniumverrijking zijn namelijk nog veel te ver weg. Ook de vrees voor militaire toepassingen is ongegrond. Zo behelzen de contacten met British Aerospace tribologisch onderzoek naar het reduceren van de luchtweerstand van vliegtuigvleugels, waarbij lasers worden gebruikt voor oppervlaktebehandeling van het materiaal. 'Dat heeft zelfs nog milieu-aspecten: je kunt er het brandstofgebruik enorm mee terugbrengen.'

Natuurlijk, zegt Hootsmans, bestaan er ook laserwapens ('die zijn helemaal niet zo moeilijk te ontwikkelen'), maar onderzoek naar zulke toepassingen is in een land als Nederland niet aan de orde. 'Deze samenleving houdt veel tegen doordat er geen draagvlak voor is.' Hij begrijpt de allergie voor militair onderzoek niet. 'Vanuit een bepaald perspectief heeft elk onderzoek militaire toepassingen. Neem een bedrijf dat regenjassen maakt: zo'n jas kan ook ten goede komen aan vechtende soldaten in Bosnië.'

Het NCLR is ons kind, zegt Hootsmans. 'Maar we willen dat kind zo langzaamaan loslaten. Tegelijkertijd willen we als ouder wel zeer nauw bij de opvoeding betrokken blijven. We zullen nooit eisen dat het NCLR zijn fundamenteel onderzoek loslaat. We zullen ons in onze financiële bijdrage dus niet alleen richten op praktische toepassingen. Hoeveel we blijven supporten hangt af van het NCLR zelf. Als het leuk presteert en een echt topinstituut wordt, is onze interesse groter dan als het afglijdt.'


Ir. N. Hootsmans (rechts) en ir. H. van Heel

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.