Uitzonderlijk is bovendien dat deze contractresearch gebaseerd is op een langlopend onderzoeksprogramma dat zich richt op de ontwikkeling van nieuwe velden die juist vanuit fundamenteel-wetenschappelijk oogpunt interessant zijn, aldus Witteman. 'In dat licht heeft Urenco van een bewonderingswaardige visie blijk gegeven. In het algemeen zijn bedrijven immers vooral geïnteresseerd in resultaten op de korte termijn, wat voor wetenschappers neerkomt op het opknappen van klusjes voor specifieke problemen.'
Witteman vindt de oprichting van het NCLR een goede zet. 'De internationale laserontwikkeling is het laatste decennium gegaan in de richting van grote, zeer kostbare apparatuur. Ofschoon we in de periode voorafgaand aan de samenwerking met Urenco veel FOM-steun genoten, was het duidelijk dat de tweede geldstroom de voortgaande laserontwikkeling financieel niet kon bijhouden. Dankzij de totstandkoming van het NCLR hebben we de afgelopen jaren substantieel aan de ontwikkeling kunnen blijven bijdragen.'
Het College van Bestuur heeft de opbouw van het NCLR steeds gesteund, zegt Witteman. Maar hoe verklaart hij, zoals de evaluatiecommissie-NCLR ook constateert, dat de faculteit TN het in deze heeft laten afweten? 'Tja, het is algemeen bekend dat het toenmalige faculteitsbestuur weinig harmonieus tegenover het CvB opereerde. Mogelijk ging men in de contramine wanneer het CvB ergens enthousiast over was - zoals in geval van het NCLR.'
Volgens Witteman moest het vorige faculteitsbestuur niets hebben van de samenwerking van QE met het NCLR. 'Met name de decaan (prof.dr. A. van Silfhout, red.) was mordicus tegen! Gelukkig is de verhouding met het huidige bestuur uitstekend.' Waarom het bestuur zo negatief was, weet Witteman niet. 'De ware motieven blijven in het leven vaak verborgen, maar ik geloof dat men vond dat het NCLR te weinig (huur) binnenbracht. De voormalig decaan heeft zijn bezwaren overigens bij de evaluatie kunnen spuien, maar ze zijn door de commissie niet steekhoudend bevonden.'
Was men misschien jaloers op een succesvolle zustergroep? 'Ach, dat wil ik niet zeggen, iedereen kan zijn eigen conclusies trekken. Je hebt natuurlijk ook de invloed van al die geweldige bezuinigingen, waardoor mensen soms bereid blijken om de eigen kroonjuwelen in te leveren. Terwijl een vakgroep die met succes zijn nek uitsteekt toch eigenlijk door de faculteit sterk ondersteund en toegejuicht zou moeten worden', aldus de hoogleraar.
Dat dit niet het geval was blijkt uit het jarenlange gesteggel over de huurovereenkomst. Vanwege de strenge veiligheidseisen (straling en hoogspanning) en de omvangrijke apparatuur regelde het CvB voor QE en NCLR indertijd een riant, ruimbemeten lab in de 'bunker' van het EL/TN-gebouw. De faculteit vond de ruimtes een paar jaar later wat al te riant en reduceerde ze met 35 procent, waardoor er extra huur moest worden betaald. Een ton per jaar, ten koste van de UT-inbreng in het NCLR. Aan die 'tegenwerking' is inmiddels wat gedaan, maar niet genoeg, vindt Witteman.
De evaluatiecommissie vindt ook dat de 'inbedding' van het NCLR binnen het facultaire onderwijs onvoldoende is. Volgens haar zouden de laseractiviteiten - toch typisch TN - een veel zwaardere impact op het TN-curriculum moeten hebben dan nu het geval is. Men constateert verbaasd dat het tochzonde is dat de peperdure NCLR-apparatuur wel ten goede komt aan een dozijn promovendi en de buitenlandse gastmedewerkers die de lasergroep telt, maar nauwelijks wordt ingezet bij het eerste-fase onderwijs.
Witteman: 'Ik ben het daarmee eens. De faculteit zou in overleg met ons een beleid moeten ontwikkelen om deze faciliteiten meer dan nu te benutten voor de opleiding van studenten. We hebben daar ook herhaaldelijk om gevraagd.' De vakgroep trekt jaarlijks nooit meer dan een tot drie doctoraalstudenten. 'Dat is inderdaad te weinig. Een beleid waardoor de vakgroep meer studenten zou trekken zou ons dan ook zeer welkom zijn, aldus Witteman.
Over de oorzaken van het gebrek aan belangstelling tast Witteman in het duister. 'Ik heb het faculteitsbestuur wel eens gevraagd om te onderzoeken waarom studenten zich zo asymmetrisch over de vakgroepen verdelen. Dat heeft men altijd geweigerd.' Witteman gelooft niet dat de vakgroep teveel een onderzoeksclub is. 'We hebben onze handen vol aan onze promovendi, maar we zijn er niet op uit studenten af te stoten. Ik geloof niet dat bij ons het eerstefase onderwijs op de tweede plaats komt', peinst hij. 'Bij mijn keuzevak detectie & signaalverwerking komen veel studenten en die blijven tot het eind. Ik krijg nooit klachten over inhoud of presentatie; wel blijkt dat veel studenten het technisch denken moeilijk vinden.'
De moeilijkheidsgraad van de laserfysica eist zijn tol: 'De goede studenten zien het vak als een uitdaging, maar voor een hele grote groep andere studenten zal het misschien toch een beetje te hoog gegrepen zijn. En die groep zet de zaak natuurlijk onder druk. Die denken: mijn beurs loopt af, ik moet snel mijn papiertje halen en een bul is een bul.'
Witteman stoort zich er aan dat studenten hun afstudeerrichting vrij kunnen kiezen. 'Wij willen ons met die keuze niet bemoeien. Maar ze kiezen graag risicoloze opdrachten die minder inspanning vergen. Het gevolg is dat twee vakgroepen veel studenten trekken, Biofysica en Lage Temperaturen, en andere bijna geen. Maar wanneer zeg 80 procent van de studenten voor één vakgroep kiest, gaat dat ten koste van de kwaliteit van de afgestudeerden, want zoveel begeleiding kan die vakgroep niet eens opbrengen.'
Witteman vindt dat de faculteit actie moet ondernemen. Hoe dan? 'Je moet de vrijblijvendheid inperken. Het is toch te gek als studenten bepalen hoe groot de vakgroepen worden? Je zou als faculteit een bepaald maximum kunnen vaststellen dat een bepaalde vakgroep mag opnemen.' Vanuit de vakgroep QE heeft Witteman zelf maatregelen genomen: elke afstudeerder kan als lokkertje rekenen op een aanvullende beurs van 300 gulden per maand voor de duur van de afstudeeropdracht (zie artikel elders in deze krant).
Witteman wil in de toekomst zowel de universitaire als de industriële poot van het NCLR versterken. Wat betreft de derde geldstroom wordt met nieuwe marktpartners gepraat. Om welke bedrijven het gaat wil Witteman nog niet kwijt. De kans is groot dat er buitenlandse bedrijven bij zijn. 'Nederland is een klein land zonder laserindustrie, het aantal kandidaten is beperkt. Je vindt dus niet op elke straathoek een natuurlijke partner.'
De bedoeling is volgens Witteman dat de nieuwe partners aandelen gaan nemen in de BV en bijdragen in de kosten van onderzoek. Het aandelenkapitaal zal worden uitgebreid 'om dat stukje groei te realiseren'. Aangezien het UT-aandeel (25 procent) dan navenant daalt, zou de UT haar belang moeten opvoeren, vindt Witteman. 'Anders neemt de UT-herkenbaarheid af.'
De tweede geldstroom via de vakgroep blijft goed op peil (circa een miljoen op jaarbasis, inclusief zes formatieplaatsen), zij het dat door de samenwerking met het NCLR en de accentverlegging naar de ontwikkeling van geavanceerde technologie een verschuiving optreedt van FOM- naar STW-steun. Wat betreft de eerste geldstroom zou de faculteit TN volgens Witteman echter een veel stimulerender beleid ten aanzien van het NCLR moeten voeren.
Wat vindt Witteman van het voornemen van partner Urenco om het gezamenlijk laseronderzoek meer toepassingsgericht te maken? 'Een logische ontwikkeling, want het gaat uiteindelijk om een succesvolle toepassing van ons werk. Wel moet de universitaire poot voldoende sterk blijven. Anders krijgje een programma dat teveel op directe industriële belangen is gericht, en dat ondermijnt op den duur de zaak. Een sterke universitaire poot is een waarborg voor wetenschappelijke kwaliteit', aldus Witteman.
Prof.dr.ir. W. Witteman (TN/NCLR)