De gesprekken in de wandelgang waren interessanter dan het methodische gekissebis zelf. Een uitgebreid keurkorps van waterdeskundigen was op het symposium 'De andere kijk, grenzeloos riviermanagement' afgekomen. Maar de meesten hoorden 'niet echt iets nieuws'. Hoe zit het met onze rivierdijken gezien de hoogwaters van 1994 en 1995? Prof. drs. J.K. Vrijling, spreker namens de TU Delft vakgroep Waterbouwkunde, is er nog niet gerust op. Hij loopt op een collega af om te checken wat de 'technische waarschijnlijkheid' van het hoge water in 1995 ook al weer was. Zijn schatting wordt bevestigd: ongeveer 1 op de 80. Wie een hartoperatie met een dergelijk risico moet ondergaan is behoorlijk zenuwachtig. Het water had nog 70 cm mogen stijgen alvorens de 1 op de 1250-situatie was ontstaan. Vrijling: 'Verhoogde, verstevigde en goed onderhouden dijken kunnen dit risico ruimschoots aan, en zo hoort het ook. In 1995 was er technisch gezien eigenlijk niets aan de hand. De grootschalige evacuatie vanwege de slechte dijkvakken had nooit nodig mogen zijn.'
Op het symposium viert de ingenieursaanpak hoogtij. Hoeveel kosten dijkverbeteringen die overstromingskansen van 1/200, 1/500 en het schijnbaar veilige 1/1250 toelaten? Hoe groot is de economische schade voor het geval het toch misgaat? Kunnen dergelijke beleidskeuzen het best via een kosten-baten analyse tot stand komen of ligt er een kans voor de multicriteria methode? Vragen met één uitgangspunt: als de keus maar rationeel is. Vrijling legt als vrijwel enige wetenschapper de vinger op de zere plek: 'Als je het verlies aan mensenlevens of onweegbare kosten als milieuschade meerekent, ziet het beeld er al snel heel anders uit. Engelse onderzoekers hebben enige ervaring opgedaan met het meenemen van mensenlevens.' Maar de Engelsen zijn op het symposium niet aanwezig. Vrijling bij de borrel: 'Als het in 1995 toch mis was gegaan, waren er veel doden gevallen. Op de kwart miljoen mensen die evacueerden zijn er, laten we zeggen, 5000 vrijwillig achtergebleven. Dat is een enorm aantal.'
En dan is er nog de organisatorische kant van de veiligheid, ofwel de menselijke factor. Procedurefouten kunnen van grote invloed zijn, maar het precieze risico is nauwelijks kenbaar. Hoe weet je zeker dat de balken in noodsituaties werkelijk in de sluisopening worden gelegd, en niet worden vergeten? Checklisten, proefcases en controles via beeldschermen moeten op een 'clevere manier' en bij voortduring plaatsvinden. Vrijling: 'Ik denk dat de mensen zich bij de volgende ramp de vraag zullen stellen: wat is 1 op de 1250 eigenlijk voor kans? Die kans is ons veel te groot. In chemische fabrieken - waar zoals je weet bijna nooit wat gebeurt - is de kansorde in de grootte van 10-6. Voor onze dijken moeten we daar ook naar toe. De dijken moeten niet alleen hoger maar ook steviger.'
Dr. J.C. Terlouw, commissaris van de koningin van Gelderland, onderkent de irrationele kanten van de mens en daardoor ook die van de politiek. 'Toen de evacuatie van 225.000 mensen aan de orde was, had ik het er erg moeilijk mee. Vooraf heb ik daar te licht over gedacht'. Heeft de mens vooraf problemen met risico's, eenmaal in de noodsituatie zelf reageert hij instinctief en worden effectief knopen doorgehakt. Terlouw vindt dat de huidige bestuursstructuur waarin bij noodsituaties de democratie wordt opgeschort, bij de hoogwaters goed heeft gewerkt. 'Formeel moest ik de burgemeesters adviseren, maar we waren het snel met elkaar eens. Mijn democratische gevoel verdween in de noodsituatie spontaan; daar is geen tijd voor. Je vraagt je met z'n allen af: wat zijn de prognoses van de RWS, KNMI, RCC, leger, en zo nog een paar meer. Dan is het tak ... tak ... tak ... dat doen we. Zijn er vragen? Nee? Klaar.'