Directe aanleiding voor de motie vormen de gang van zaken rond de nota's Topinstituten en Telematica en de beoogde benoemingen van ad-interim hoofden bij een te vormen dienst 'Studentenzaken' en de dienst Personeel & Organisatie (zie pag.3). Algemene kritiek van de U-raad is dat het CvB (direct-)betrokkenen te weinig bij voorgenomen besluitvorming betrekt.
De raad is van mening dat deze bestuurlijke stijl schadelijk is voor de onderlinge relatie tussen de verschillende delen van de organisatie. Deze ondermijnt bovendien het gezag van en het vertrouwen in het centraal bestuur van de universiteit. Hierdoor zou de besluitvorming worden vertraagd en de kwaliteit van het resultaat mogelijk schade oplopen.
Het voorspel voor de motie werd, onverwacht, halverwege de vergadering ingezet door buitenlid ing. H. Brinksma. Hij greep de behandeling van de nota's Topinstituten en Telematica aan om vraagtekens te plaatsen bij de beleidsvoorbereiding door het CvB. De faculteiten Informatica, Bestuurskunde en Elektrotechniek uitten namelijk afgelopen week in brieven aan het CvB en de U-raad hun ongenoegen over het feit dat zij niet eerder op de hoogte zijn gesteld van de inhoud en in het geheel niet zijn betrokken bij de totstandkoming van deze nota's. Dergelijke brieven komen vaker voor, moest Brinksma constateren. 'Dat wekt op zijn zachtst gezegd de indruk dat het College als een olifant door de porceleinkast wandelt. Waarom dit soort voorstellen niet vooraf in de week gelegd? Dan is er een grotere kans om consensus te bereiken.'
Ook de twee fracties KPS en DD toonden zich bijzonder ongelukkig over het feit dat de faculteiten niet waren betrokken bij de voorbereiding van de nota's. Ray Klumpert (DD) zei te hopen dat de nota Telematica een 'bedrijfsongeval' was, omdat daarin zaken stonden die voor zijn fractie onacceptabel waren. In deze nota houdt de wetenschappelijk directeur van het Centrum voor Telematica & Informatie Technologie (CTIT) een pleidooi voor een overheveling van middelen van het federatieve (facultaire) naar het autonome deel van het instituut. Vooral dit is de raad een doorn in het oog. Gezien het feit dat de faculteiten de 'bouwstenen' vormen van het instituut hadden zij hierover op zijn minst geconsulteerd moeten worden, viel Kees Eijkel (KPS) Brinksma en Klumpert bij.
Collegelid Frits Schutte stelde, net als vorige week in de voorbereidende sectievergadering, dat het College de vorming van topinstituten een zaak van het instellingsbestuur vindt. Wel is bij de keuze van de speerpunten (vooralsnog telematica, procestechnologie, micro-elektronica sensoren en actuatoren en biomedische technologie) nadrukkelijk het College van Decanen betrokken. Bij de stimulering van een instituut gaat het uitdrukkelijk om het autonome deel, zodat het aan de wetenschappelijk directeur en niet aan de faculteiten zou zijn hierover mee te praten.
De fracties bleven echter vinden dat hierdoor het draagvlak voor instituten binnen faculteiten wordt ondermijnd. Schutte verwees voor een fundamentele discussie over de verhoudingen tussen instituten en faculteiten naar de behandeling van de nota Instituten in mei en de discussie over de modernisering van de universitaire bestuursorganisatie.
Overigens was de keuze voor de stimulering van Telematica voor de U-raad op zichzelf geen probleem. Maar DD wilde de invloed van de faculteiten alsnog zeker stellen door aan het besluit toe te voegen dat de betrokken faculteiten nog wel een positief advies over het bestedingsvoorstel zouden moeten uitspreken. Tot teleurstelling van Klumpert ging de KPS niet met dit voorstel mee. Die fractie vond wel dat de faculteiten geraadpleegd hadden moeten worden, maar was het eens met Schutte dat de beslissingsbevoegdheid over de besteding van de stimuleringsgelden bij de wetenschappelijk directeur hoort te liggen. Daarom wilde Ineke ten Dam (KPS) aan het besluit toevoegen 'ondanks het ontbreken van overleg met de faculteiten'. Dit ontlokte fractievoorzitter Weber van DD een bozig: 'Dit is kretologie, daar heb je niks aan'. Ook dit amendement haalde het niet.
Uiteindelijk werd met beide nota's ingestemd. Dit betekent dat het CTIT gedurende vijf jaar in totaal vijf miljoen uit het fonds Centrale Stimulering Onderzoek ontvangt. De U-raad heeft zich verder akkoord verklaard met de stimulering van nog één of twee 'speerpuntinstituten'. Over de concrete invulling daarvan beslist de raad later.