De UT krijgt mogelijk op korte termijn een Arbeidsmarktsteunpunt met als taak het bieden van begeleiding en bemiddeling aan alle medewerkers met een tijdelijke aanstelling, die de organisatie verlaten. Het College van Bestuur (CvB) hoopt hiermee de wachtgeldkosten te kunnen beteugelen. Daarnaast stelt het College maatregelen voor die moeten voorkomen, dat tijdelijke werknemers in de wachtgeldregeling belanden. Dit staat in een onlangs verschenen nota 'Reductie volume werkloosheidsuitkeringen' van de dienst Personeel en Organisatie (P&O), die volgende week door de Universiteitsraad wordt behandeld.
De UT geeft jaarlijks ruim twaalf miljoen uit aan wachtgelden, ook wel werkloosheidsuitkeringen genoemd. Bijna 250 UT werknemers maken hiervan gebruik. Ruim 80 procent van deze medewerkers behoort tot de categorieën Medewerkers Onderzoek (MOZ), Medewerkers Onderwijs (MOW), Assistenten in Opleiding (aio's) en Overig en Beheerspersoneel (obp). Aio's maken gemiddeld tien maanden gebruik van een uitkering, het MOZ/MOW één maand langer en voor het totale OBP ligt deze duur ruim boven een jaar. De universiteit moet meer dan 3,5 miljoen zelf opbrengen en de rest komt uit een rijksbijdrage.
De kosten voor de wachtgelden zijn onder te verdelen in zogenaamde oude en nieuwe wachtgelden. De laatste zijn ontstaan na de decentralisatie van de werkloosheidsuitkeringen en betekenen een minder zware verplichting voor de UT, omdat de duur veel korter is en de uitkeringen lager. In de loop der tijd zullen de oude wachtgelders door natuurlijk verloop, zoals overlijden en pensionering, verdwijnen. Op basis van de huidige rijksbijdrage is de verwachting dan ook dat de UT in 2000 nog 552.000 gulden zal moeten bijleggen op jaarbasis. 'Daar willen we als P&O echter niet in berusten', zegt hoofd P&O drs. Peter Horsch. 'De kans is groot dat de rijksbijdrage op basis van afnemende studentenaantallen achteruit zal gaan. We kunnen niet achterover zitten en afwachten.'
Andere redenen
Behalve het financiële argument zijn er verschillende andere redenen om iets te gaan doen aan de wachtgeldproblematiek, zo stelt de nota. Zoals de verantwoordelijkheid van de UT als werkgever. 'Mensen in tijdelijke dienst nemen betekent ook verantwoordelijkheid nemen voor de uitstroom. Daarnaast staan de wachtgelden politiek onder druk. Het zou goed zijn te laten zien dat de UT het probleem onder controle heeft. Bovendien is met de werkloosheidsuitkeringen het imago van zowel de UT als wetenschappelijk instituut als de UT als werkgever in het geding. De grootste groep wachtgelders bestaat uit tijdelijk wetenschappelijk personeel, waaronder aio's. Het is geen reclame voor de UT als de gepromoveerden niet aan het werk komen en het kan een negatief effect hebben op de personeelswerving. Tenslotte zijn ook tweede- en derdegeldstroomorganisaties er niet gecharmeerd van dat door hen gefinancierde medewerkers in het wachtgeld belanden. Zij stellen dan ook toenemend stringentere eisen aan de wachtgeldpreventie, mede als criterium voor nieuwe toekenningen', zo blijkt uit de nota.
Het Arbeidsmarktsteunpunt gaat ongeveer zes ton kosten en bestaat uit een nog aan te stellen coördinator, die gebruik kan maken van beperkte administratieve ondersteuning. Voor iedere wachtgelder is drieduizend gulden beschikbaar. De coördinator wordt de spil in het geheel van loopbaanbegeleiding, collectieve loopbaanoriëntatie voor aio's (twee- en vierjarig) en andere tijdelijke medewerkers, ondersteunende sollicitatiecursussen en trainingen, individuele faciliteiten als om- of bijscholing, arbeidsbemiddeling en externe matching. Dat laatste is nieuw voor de UT. Thans worden alleen via Gopher aangeboden vacatures door P&O verwerkt. Voor een goede externe matching is inzicht in de externe arbeidsmarkt en de regionale en landelijke vacatures essentieel. Momenteel is deze kennis niet binnen de UT aanwezig. Mogelijke externe partners zijn uitzendbureaus of het arbeidsbureau.
Het steunpunt zal zich vooral moeten richten op de nieuwe wachtgelders. Tevensis het streven van P&O te voorkomen dat er wachtgelders bijkomen. Voorgesteld wordt dan ook met ingang van 1997 een aantal additionele maatregelen te treffen. Bijvoorbeeld het de promovendi te verbieden in wachtgeldtijd hun promotie af te ronden. Deze nu gebruikelijke praktijk is eigenlijk niet toegestaan, omdat een wachtgelder ter beschikking van de arbeidsmarkt moet zijn. Is dat niet zo en wordt er gewoon doorgewerkt aan de afronding van de promotie, dan dient dit te geschieden in de vorm van een verlengde aanstelling, ten laste van de faculteit. Tegelijkertijd vindt P&O dat wanneer de promotie, om welke reden dan ook, zes maanden na de aanstelling van vier jaar nog niet is gerealiseerd, de aio-premie met de helft wordt gereduceerd. Heeft de promotie ook na twee maanden niet plaatsgevonden dan vervalt de premie voor driekwart. In de voorbereidende sectievergadering van de U-raad afgelopen dinsdag, gaven de verschillende fracties aan deze 'strafkorting' aan de hoge kant en misschien wel wat te veel van het goede te vinden. Het is daarom onzeker of deze maatregel ook daadwerkelijk wordt doorgevoerd.
'Wij hebben niet de verwachting dat we iets aan de oude wachtgelders kunnen doen, maar we kunnen ons wel op de nieuwe lichting richten. Al moeten we ons daar ook niet al te veel van voorstellen. Als de kosten van het project eruit komen, zijn we al blij. Belangrijk is ook te voorkomen dat er wachtgelders bijkomen. Door promovendi en twaio's al in vroeg stadium bij een loopbaanbegeleiding te betrekken vermijden we, dat ze zich na hun promotie plotsklaps afvragen wat ze eigenlijk met hun vervolgopleiding kunnen en willen gaan doen. En de UT dus een heleboel geld kosten', aldus Horsch.