Heupafwijkingen bij zuigelingen worden in zes van de zeven gevallen in het eerste halfjaar opgespoord. Meestal wordt de diagnose gesteld na verwijzing door de arts van het consultatiebureau. Uit echografisch onderzoek van zuigelingen in de zevende levensmaand is gebleken dat bij één op de zeven kinderen met een heupafwijking deze tevoren niet was opgespoord. Echografie op jongere leeftijd zou mogelijk een aanvulling kunnen zijn op de methodiek van het consultatiebureau. Dit is een van de uitkomsten van het promotie-onderzoek van mevrouw M.M. Boere-Boonekamp, consultatiebureau-arts, onder een kleine tweeduizend zuigelingen in het werkgebied van Thuiszorg Centraal Twente te Hengelo. Boere promoveerde vorige week op het proefschrift 'Screening op dysplastische heupontwikkeling bij zuigelingen'. Promotor was prof.dr. A. Kerkhoff, directeur van het Centrum Onderzoek Gezondheidszorg, verbonden aan de faculteit Bestuurskunde.
Dysplastische heupontwikkeling (heupafwijking) komt bij drie tot vier op de honderd zuigelingen voor. Vroege opsporing van kinderen met deze heupafwijking is van groot belang, omdat een vroeg begin van de behandeling in het algemeen de beste resultaten geeft. Als behandeling te laat of helemaal niet plaatsvindt, kan dat bij kinderen leiden tot mank lopen of versnelde heupslijtage op latere leeftijd.
Van ruim tweeduizend zuigelingen werden de ouders benaderd voor medewerking aan het onderzoek. Meer dan 95% reageerde positief, zodat uiteindelijk 1968 zuigelingen werden onderzocht.
Boere-Boonekamp concludeert dat het overgrote deel van de heupafwijkingen bij zuigelingen door het consultatiebureau wordt opgespoord, maar dat de gebruikte methode kennelijk toch in één op de zeven gevallen tekortschiet. Bovendien is de methode weinig specifiek, met als gevolg dat heel veel kinderen (ruim 4 van de 5 dus) onnodig aanvullend onderzoek moeten ondergaan wegens een vermeende heupafwijking. Aangezien verbetering van de huidige opsporinsmethodiek op het consultatiebureau niet of nauwelijks mogelijk blijkt, zal gezocht moeten worden naar een andere methode. In een aantal West-Europese landen zijn voorbeelden te vinden van de toepassing van echografie op jonge leeftijd voor de vroege opsporing van heupafwijkingen. Nader onderzoek moet uitwijzen in hoeverre echografie ook in ons land een bijdrage zou kunnen leveren.