Maar wij hebben Texel. Wij hebben Vlieland. En heel belangrijk: wij hebben Terschelling. Vijftien procent van onze jongeren maakt z'n eerste wip op Terschelling. Stelt u zich eens voor dat wij Terschelling niet zouden hebben, wat een sexuele armoede dat zou zijn. Maar wij hébben Terschelling. En we hebben Ameland. We hebben Schiermonnikoog, Rottumeroog en Rottermurplaat. We hebben Noorderhaaks, de Richel, Engelsmansplaat, Simonsplaat en Bosplaat.
We hebben Goeree Overflakkee, Noord-Beveland, Zuid-Beveland en Walcheren. We hebben Tiengemeten, Knabbelaarsbank, Hompelvoet, Haringvreter en de Ribben. We hebben Hogeplaten, Veermansplaat, Ventjagersplaat, Slijkplaat, Stampersplaat en Kaatse Plaat. Neeltje Jans, Schelphoek en Dwars in de Weg. We hebben Marken, Pampus en de Dorst. Warenar, Hooft, de Schelp, Huizerhoef en Dode Hond. We hebben de Zegge en de Biezen. Vogeleiland - Krooneend, de Kluut, de Snip, de Ral, de Kwak en de Zwaan. We hebben Eek, Abbert en het Reve. Zuider Jongedeen, Boerenplaat, Visplaat, Buisjes en De Bol. We hebben honderden eilanden die nog door niemand zijn benoemd, waar Boudewijn Büch zelfs nog niet is geweest. En als het water in de Maas stijgt, dan hebben we er nog meer. Dan is elke boerderij in Limburg een eiland in het kolkende water.
We zijn rijk. De hele wereld is jaloers op ons. We zijn een eilandenrijk. We zijn een gordel van smaragd. Een opeenhoping van hoogtepunten trots uitstijgend boven die zee van wanhoop. Ons sociale zekerheidsstelsel kan afgebroken worden, onze speerpuntindustrie mag te gronde gaan, maar we tellen wel degelijk mee. Dankzij onze eilanden. En op één van die eilanden, daar zit ik, met een atlas voor m'n neus, te genieten van al die rijkdom.