Hilgevoord begon zijn lezing met een kort historisch overzicht van de ontwikkeling van de klassieke natuurkunde vanaf Newton tot aan het begin van deze eeuw. Met zijn theorie van de universele zwaartekracht doorbrak Newton de heersende opvatting van zijn tijd dat krachten alleen werkten in het ondermaanse. Deze kracht beïnvloedde zowel de ondermaanse als ook de bovenmaanse sferen en maakte dat de hele kosmos werd onderworpen aan natuurwetten. Dit leidde tot de opkomst van het determinisme : alles kon worden verklaard. Een sterk punt van de klassieke mechanica, aldus Hilgevoord.
Ook vonden in deze tijd al discussies plaats tussen Newton en de Nederlandse natuurkundige Huygens over de aard van licht. Newton beweerde dat het bij licht ging om deeltjes, Huygens daarentegen hield vol dat het draaide om golven. Het was een discussie die in de twintigste eeuw weer oplaaide. De natuurkunde breidde zich uit met gebieden als optica en elektromagnetisme en er vond al een zekere unificatie van de verschillende onderdelen plaats. Zo ontstond een coherent fysisch wereldbeeld, volgens Hilgevoord. 'De beroemde fysicus Lord Kelvin deed aan het eind van de 19e eeuw de beruchte uitspraak : 'de fysica is af.'
Onjuist
In de twintigste eeuw bleek deze bewering onjuist. Op atomair niveau kon de klassieke fysica geen goede beschrijving geven van de verschijnselen. Het atoommodel van Rutherford, een soort planetenstelsel bestaand uit elektronen en een atoomkern, zou volgens de klassieke fysica binnen 10-9 s instorten. Hilgevoord : 'Het grootse bouwwerk van de klassieke fysica stort letterlijk en figuurlijk in 10-9 seconde inelkaar'.
Onder invloed van Einstein en Bohr en fysici als Schrödinger en Heisenberg kreeg de quantummechanica gestalte. Belangrijkste wijziging ten opzichte van de klassieke theorie was dat continuïteit werd vervangen door discrete effecten. Bepaalde verschijnselen doen zich alleen voor bij toevoer van een afgepaste hoeveelheid energie. Volgens Hilgevoord geeft dit quantumeffect een basis aan de evolutieleer. Mutaties, nodig voor evolutie, zijn discreet en niet continu. Het quantumeffect geeft een basis voor de aanwezigheid én de stabiliteit van materie. 'Dit is de verklaring voor het feit dat schildpadden gedurende 100.000.000 jaar hun identiteit hebben behouden', beweerde Hilgevoord. Hilgevoord noemde de quantumtheorie zeer succesvol. De interpretatie is volgens hem echter een heel andere zaak. 'Je hebt de situatie dat je iets uitrekent wat je niet begrijpt. Fysici begrijpen trouwens veel minder dan u denkt', waarschuwde hij.
Men name Albert Einstein en Niels Bohr verschilden van mening over het begrip 'onwaarschijnlijkheid' dat voortvloeide uit de quantummechanica. Deze onzekerheid houdt in dat op atomair niveau niet alle eigenschappen (snelheid, plaats) van een deeltje tegelijk kunnen worden bepaald. Einstein was van mening dat achter deze onzekerheid, op een fundamenteler niveau, toch zekerheid bestaat. Bohr beweerde echter dat deze onwaarschijnlijkheid altijd bestaat en niet valt te omzeilen. Volgens Hilgevoord werd de kritiek van Einstein aan het begin van deze eeuw beschouwd als gemopper van een oude mannen. Bohrs interpretatie werd echter 'blindelings' gevolgd, omdat het radicaal nieuw was. 'In mijn studententijd kon je geen kritiek op Bohr leveren, want dan had je het gewoon niet begrepen .'
Aan de hand van enkele gedachtenexperimenten verduidelijkte de hoogleraar de implicaties van Bohrs beweringen. Belangrijkste moeilijkheden hiervan waren de onwaarschijnlijkheid en de niet-localiteit van de quantumtheorie. Met name het laatste, de instantane werking van krachten over grote afstanden, zorgde voor de nodige verwarring onder de toehoorders. Hilgevoord probeerde dit te verduidelijken aan de hand van uitspraken als 'als de koning overlijdt, dan is de prins van Wales koning, waar ter wereld hij ook is.' Voor de toehoorders bleef de quantumtheorie echter een merkwaardige, maar tegelijk boeiende theorie. Aan het slot van zijn lezing relativeerde Hilgevoord de geldigheid van de interpretaties van Bohr. Interpretatie blijft volgens hem nog altijd een 'pain in the neck' bij de quantumtheorie.