De foto is van september 1959. Een zonnig kiekje met op de achtergrond palmen en een vliegtuigvleugel. Op de voorgrond een man in een wit tropenpak, met kort haar en een gedrongen postuur. Hij schudt de hand van een in donker kostuum gekleed manspersoon, die ondanks de tropische ambiance, behalve zijn aktetas ook een zwarte winterjas onder zijn linkerarm klemt. Het onderschrift van de foto luidt: 'De postcensuurkwestie op Nederlands Nieuw-Guinea bracht de commissie-Witsen Elias naar Hollandia voor onderzoek. Zij werd op het vliegveld door de directeur van Binnenlandse zaken, de heer J.C. Baarspul, verwelkomd.'
Die postcensuurkwestie zegt ons weinig meer, hoewel die in 1959 grote publieke aandacht trok. In ons laatste restje Oost-Indië werden terwille van de binnenlandse veiligheid niet alleen de brieven van Indonesiërs geopend door het parket van de procureur-generaal maar werd ook, zo kwam aan het licht, zo nu en dan gesnuffeld in de brieven van, zoals dat toen heette, 'verschillende Europeanen, onder wie vooraanstaande ambtenaren en particulieren'. Het rapport hierover bracht de Nederlandse regering tot de stellingname dat de voormalig gouverneur en twee achtereenvolgende procureurs-generaal hun plicht hadden verzaakt. De ambtenaar die de zaak aan het rollen had gebracht werd voorgedragen voor ontslag wegens ongeschiktheid en de regering moest erkennen dat het gehele justitiële apparaat in Nieuw-Guinea nadere beschouwing behoefde. Een beetje onze IRT-affaire, maar dan op mini-schaal.
Ik wilde het eigenlijk hebben over de andere man op de foto, drs. J.C. Baarspul. Baarspul zien we terug op een foto uit april 1961, gemaakt in Den Haag, ter gelegenheid van de installatie van de Commissie van Voorbereiding ter derde Technische Hogeschool, de latere Universiteit Twente. De foto is kennelijk aan het begin van de vergadering gemaakt, want de doos bolknakken op tafel zit nog vol sigaren. Het plaatje speelt ook een rol in de geschiedschrijving van de beginjaren van ons instituut, getiteld 'Het experiment in het bos', door Winnie Sorgdrager. De huidige minister kon toen niet bevroeden dat zij te maken zou krijgen met een IRT-affaire op maxi-schaal. Drs. J.C. Baarspul was als secretaris aan de voorbereidingscommissie toegevoegd, voerde het secretariaat van alle werkgroepen en subgroepen en was als zodanig de spil van alle activiteiten, zoals Sorgdrager stelt. Die spilfunctie behield hij ook later, na het openen van de poorten van de instelling in 1964, als eerste secretaris van de UT en lid van het dagelijks bestuur. Een krachtige persoonlijkheid, zoals wel meer figuren die aan de wieg van de UT stonden, met een fabelachtig geheugen en een legendarisch overzicht, gekoppeld aan grote inzet. Hij was bekend en gevreesd om de verbale helderheid waarmee hij degenen die in zijn ogen hun werk niet naar behoren deden of die teveel zeurden, zijn kamer uit zette. Natuurlijk, dat was de pioniersperiode en iedere tijd heeft zo zijn eigen bestuursstijl, maar een snuifje van de stijl van Baarspul zou mij wel wat lijken in het huidige tijdsgewricht.
Dit voorzichtig graven in onze bestuurlijke historie legt een interessante wortel van de UT bloot die rechtstreeks leidt naar Nederlands Oost-Indië. Baarspul was van degenen die aan de wieg stonden van de UT, lang niet de enige met een koloniale achtergrond. De wortel heeft sporen achtergelaten in de bestuurlijke organisatie van deze universiteit. Het zou interessant zijn om uit te vissen wat er in de toenmalige ideeën over deze instelling, over hoe en wat deze zou moeten zijn, nu nog is terug te vinden. De materiële sporen die herinneren aan ons Indisch verleden mogen dan gering zijn, ze zijn er wel. Neem de mij dierbare authentiek Indische constructie, die is te vinden in het herentoilet in de bestuursvleugel van het BB-gebouw. Voor degenen die zich afvragen wat ik bedoel: vereer dat toilet eens met een bezoek, neem plaats en draai aan het verchroomde kraantje dat links op de wand is te vinden. En gedenk bij de sensatie die u vervolgens ondergaat de pioniers die de UT vorm gaven.