De industrie roept om verdere concentratie van het onderzoek bij universiteiten en overheidsinstituten, zo blijkt uit het rapport over de behoeften van het bedrijfsleven. Minister Ritzen betoogde woensdag daarentegen, met het `aanbodrapport' in de hand, dat de klachten van bedrijven over versnippering van het onderzoek achterhaald zijn. De bewindsman prees juist de krachtenbundeling die de laatste jaren is ontstaan door ondermeer de vorming van onderzoekscholen.
Waar alle partijen het woensdag over eens waren: alleen al het in kaart brengen van onderzoeksinspanningen, -vraag en -aanbod kan bijdragen aan betere onderlinge afstemming. Wat dat betreft worden de twee nieuwe rapporten nu al als een mijlpaal beschouwd. Aan de ene kant heeft het bureau Arthur D. Little in opdracht van VNO/NCW en de overheid het rapport 'A Technology Map for Dutch Business' gemaakt. Op basis van statistieken over onderzoeksuitgaven per sector en technologiegebied, aangevuld met uitgebreide verkenningen en gesprekken, bracht dit bureau in kaart op welke terreinen het onderzoek van bedrijven zich concentreert en wat de belangrijkste kennisbehoeften zijn. Het globale beeld komt bekend voor. Een handvol bedrijfssectoren staat voor tweederde van de industriële research-inspanningen in ons land. Dat zijn de chemie, de elektronica- en informatica-industrie en de producenten van kapitaalgoederen (machines, vliegtuigen, vrachtauto's). een kleinere sector die relatief het meest aan onderzoek uitgeeft, zijn de farmaceutische bedrijven.
Maar in de details biedt het rapport wel verrassingen. Dwars op de bedrijfskolommen blijken de grootste inspanningen op dit moment op enkele relatief jonge technologiegebieden te liggen. Datatransmissie (5000 mensjaar) en informatica (4000 mensjaar) blijken verreweg het meeste geld op te slokken, gevolgd door onderzoek naar milieu en gezondheid. Daarna volgen traditionele gebieden als chemische analyse en synthese en elektrotechniek.
Maar wat is nu de behoefte van de bedrijven? Volgens Arthur D. Little is dat niet zozeer een verhoging van overheidsuitgaven voor onderzoek, maar een betere communicatie tussen vraag en aanbod. Aan kwaliteit schort het niet, maar er worden kansen gemist door een gebrekkige `transfer' van kennis. Een belangrijke oorzaak is volgens het rapport dat het onderzoek in ons land nog steeds te versnipperd is. Het rapport eindigt daarrom met een oproep tot verdere concentratie van onderzoek.
Minister Ritzen gaf woensdag zoals gezegd wat tegengas tegen die oproep. Hij prees de bundeling van onderzoek die universiteiten en andere instituten de laatste jaren al bereikt hebben. Wel wees hij erop dat er als verdere `profilering' de komende maanden vijf technologische top- instituten gevormd zullen worden. Als illustratie van wat er aan bundeling al bereikt is, kon de bewindsman zwaaien met het tweede rapport dat woensdag uitkwam. Dat heet eenvoudig `Het Kennisnetwerk', en laat op dertien technologiegebieden zien welke universitaire en andere instituten de belangrijkste kennisaanbieders zijn.
Op sommige gebieden zoals `produktietechnologie' blijkt dan dat bedrijven allereerst bij TNO moeten aankloppen; de universiteiten spelen daar een relatief bescheiden rol. Maar op andere terreinen liggen de verhoudingen andersom. Voor chemische katalyse kan men niet om de landelijke bundeling van universitair onderzoek (met 400 mensjaar capaciteit) heen. En hetzelfde geldt voor onderzoek op het gebied van informatica, telecommunicatie en dergelijke. Maar of het nu biotechnologie, materiaalkunde of energieonderzoek betreft:vanaf nu zijn de universitaire instituten op geen van de terreinen onzichtbaar. Het rapport over het `kennisnetwerk' wordt de komende tijd op grote schaal in het bedrijfsleven verspreid.