Onderzoekinstituut in conflict met Bureau Arbeidsvoorziening

| Redactie

Het Onderzoek Centrum Toegepaste Onderwijskunde (OCTO) is in conflict met het Landelijk Bureau voor de Arbeidsvoorziening (LBA), een grote opdrachtgever, over de afronding van een langlopend onderzoeksproject. Het LBA wil de laatste fase van het project - de ontwikkeling van cursusmateriaal voor de landelijke Centra Vakopleiding - grotendeels annuleren. Het OCTO meent echter dat het LBA reeds een 'principe-opdracht' voor de afronding heeft verleend, en heeft al onderzoekers aangesteld. De schadepost kan oplopen tot enkele tonnen. Onderhandelingen hebben nog niets opgeleverd.

Het OCTO is het derde-geldstroominstituut van de faculteit TO dat onderzoek, ontwikkelwerk en andere opdrachten voor derden uitvoert op het gebied van onderwijs. Het LBA (v/h Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, CBA) in Rijswijk is een overkoepelende en ondersteunende faciliteit van de verder autonome Regionale Besturen voor de Arbeidsvoorziening. De Centra Vakopleiding ressorteren als opleidingsinstituten onder de RBA's.

In opdracht van het LBA werkt het OCTO sinds 1994 aan het zogeheten PRASIM-project (PRAktijk SIMulatie) ten behoeve van de Centra Vakopleiding, die praktijkgerichter moeten werken. Samen met docenten van de Centra ontwikkelt het OCTO vier nieuwe beroepsopleidingen: twee financiële (boekhoudkundig medewerker en boekhouder) en twee secretariële (secretarieel medewerker en secretaresse). Uitgangspunt is het praktijksimulatieconcept: cursisten oefenen fictieve werkzaamheden uit in een fictief bedrijf.

Vertraging

In de uitvoering van het project is echter fikse vertraging opgetreden. In 1994 spraken LBA en OCTO af dat het ontwikkelingstraject - eerste fase: het opleidingsmodel en de methodiek, tweede fase: het lesmateriaal en de leeromgeving - twee jaar zou duren. Het lesmateriaal had eind 1995 af moeten zijn. Momenteel is nog niet de helft klaar. Het OCTO schatte eind vorig jaar dat het project pas eind oktober 1996 kan zijn afgerond.

Over de oorzaken van de vertraging van het PRASIM-project lopen de lezingen uiteen. Mw.dr. T. Brandsma (OCTO, projectleider PRASIM): 'Ontwikkelonderzoek is lastig aan te sturen. En goede auteurs voor lesmateriaal zijn moeilijk te vinden.' Er is volgens het OCTO sprake van overmacht: de auteurs die vanuit de Centra Vakopleiding materiaal moesten aanleveren hebben dat te laat of niet gedaan. Daardoor kreeg het OCTO het lesmateriaal niet tijdig af. Aangezien de Centra onder het LBA vallen, draagt dat LBA medeverantwoordelijkheid voor de vertraging, aldus het OCTO.

Geen rol

Brandsma wijst er voorts op dat de samenwerking met het LBA werd bemoeilijkt doordat de Arbeidsvoorziening in een ingrijpend reorganisatieproces verwikkeld is. Zo zijn de Centra Vakopleiding betrokken bij de huidige clustervorming in Regionale Onderwijs Centra. Het LBA wijst juist op falend projectmanagement bij het OCTO. 'De organisatorische perikelen bij Arbeidsvoorziening hebben bij de opgelopen vertraging geen rol gespeeld', aldus A. Tevel (LBA, hoofd afd. Produktmanagement Scholing).

Hoe dan ook, Tevel acht de OCTO-planning onacceptabel: 'Het duurt te lang. Wij hebben snel resultaat nodig: nog dit jaar moeten de Centra hun opleidingen hebben omgebouwd naar praktijksimulatie. Dat de leermiddelen pas eind oktober klaar zijn kan ik dus niet verkopen. Het draagvlak voor PRASIM kalft af, bij de Centra maar vooral bij de RBA's die voor de marktpositievan de Centra verantwoordelijk zijn.' Er is ook politieke druk: 'De RBA's zijn vanwege bezuinigingen bezig met reorganisatie van de Centra.'

Gevolgen

Om tijd te winnen heeft het LBA daarom volgens Tevel besloten om de laatste fase van PRASIM, de oplevering van de leermiddelen, noodgedwongen 'pragmatisch' aan te pakken. 'We gaan nu maar gebruik maken van bestaande leermiddelen, in plaats van deze nieuw door het OCTO te laten ontwikkelen', aldus Tevel. En dat heeft gevolgen voor de samenwerking, bevestigt hij.

'We spreken inderdaad over een alternatieve invulling van het PRASIM-project', zegt drs. D. Bosker (faculteitsdirecteur TO, secretaris OCTO). Op zich niets bijzonders voor een op de markt opererend onderzoeksinstituut als het OCTO. 'Een opdrachtgever heeft niet altijd dezelfde lijn als degene die het onderzoek uitvoert. Vandaar dat nu een inhoudelijke discussie plaats: wat wil het LBA en wat kan het OCTO daarbij doen?'

Nader overleg

Onduidelijk is echter welke rol het LBA nog aan het OCTO toebedeelt. 'We onderhandelen over vervolgopdrachten voor 1996', meent Brandsma. 'Er liggen principe-afspraken ten aanzien van de continuering van ons werk. De precieze inhoud, richting en het volume van de vervolgopdrachten moeten we alleen, gezien de nieuwe ontwikkelingen in het veld, nog vaststellen.'

Het OCTO beroept zich voor deze interpretatie op een brief waarin het LBA op basis van een offerte van het OCTO voor de laatste fase van PRASIM deze vervolgopdracht over 1996 in principe zou hebben verleend. Daarbij zou het OCTO alvast 142 duizend gulden aan onkosten mogen declareren (zijnde de gebruikelijke 35 procent van de geschatte projectkosten over 1996). Over de exacte invulling van het vervolg zou nog nader overleg plaatsvinden.

Het OCTO wil het LBA aan de toezegging houden omdat het op basis daarvan medewerkers voor het vervolgproject heeft aangesteld. Bosker: 'We zijn al verplichtingen aangegaan met mensen. We willen daarom dat het LBA ons blijft financieren voor de duur dat die verplichtingen zijn aangegaan, dat wil zeggen tot 1 januari 1997.' Als het LBA de hele vervolgopdracht voor 1996 zou intrekken kan dat het OCTO een schadepost aan gederfde inkomsten en extra kosten opleveren die kan oplopen tot vier ton.

Voorbarig

Het LBA ontkent echter pertinent al een vervolgopdracht voor 1996 te hebben toegezegd. Tevel: 'Het ging alleen om een tijdelijke verlenging van de lopende opdracht, die op 31 december 1995 afliep. Dit om te voorkomen dat het OCTO met het werk zou moeten stoppen, en in afwachting van verdere onderhandelingen; we willen namelijk dat het nog uitstaande werk zo snel mogelijk wordt afgerond. OCTO heeft dat misschien opgevat als een overeenkomst voor 1996, maar dat is beslist niet zo door ons bedoeld en kan ook niet zo worden opgevat. Als het OCTO mensen in dienst heeft genomen voor de hele periode tot 1 januari 1997, zou dat zeer voorbarig zijn.'

Bosker op zijn beurt bestrijdt de visie van Tevel met klem: 'Volgens ons betreft het geen tijdelijke verlenging, maar een in principe verleende vervolgopdracht. Wij zouden op basis van een tijdelijke verlenging nooit verplichtingen met mensen aangaan. Het is heel normaal om op basis van dit soort brieven, of zelfs mondelinge afspraken, aan de gang te gaan terwijl over de exacte modaliteiten later wordt overlegd. Anders loopt je organisatie droog en krijgen opdrachtgevers hun produkt helemaal te laat.'

Brief

Beide partijen hebben 1 februari jl. in Utrecht overlegd over het meningsverschil. Afgezien van een wederzijdse 'standpuntverheldering' heeft dit gesprek echter niets opgeleverd. Afgesproken is dat het LBA het OCTO per brief zijn formele standpuntbepaling doet toekomen (waarna het OCTO hetzelfde zal doen). In de brief eist het LBA volgens Tevel dat het OCTO vóór 1 maart a.s. alsnog aan de verplichtingen van het contract over 1995 voldoet. 'Een deel van het werk is wel gereed en betaald en dat willen we zo snel mogelijk opgeleverd krijgen. Anders zullen we het OCTO in gebreke stellen. Die deadline van 1 maart voor slechts een deel van het project lijkt me reëel, aangezien de hele opdracht per 31 december had moeten worden voltooid en dat ook al een uitgestelde einddatum was.'

Prof.dr. J. Scheerens (wetenschappelijk directeur OCTO) wacht de brief van het LBA af, en wil over de eventuele reactie van het OCTO verder weinig zeggen. 'Intern hebben we de zaak nog eens goed op een rij gezet. We zullen in ieder geval bij het LBA neerleggen welke financiële commitments we op basis van hun eerdere toezeggingen hebben gedaan.' Scheerens tekent wel aan dat het OCTO zijn contractuele verplichtingen zal nakomen.

Rechter

Als verder overleg niets oplevert houden partijen de optie van juridische stappen open. 'Er staan twee visies tegenover elkaar. Ik weet niet hoe het verder gaat, maar ik sluit de rechter niet uit', zegt Tevel. Van een dreigende rechtszaak is nog lang geen sprake, benadrukt Scheerens. 'Daar zullen we heel voorzichtig mee omgaan.' Bosker: 'We willen de relatie met de opdrachtgever niet voorgoed frustreren. U kunt ervan uitgaan dat beide partijen dit conflict op zo prettig mogelijke manier willen oplossen.'

De kwestie met het LBA komt niettemin voor het OCTO op een slecht moment. Er heerst zorg over de toekomst van het instituut aangezien de grootste opdrachtgever van derde geldstroom-onderwijsonderzoek, de Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) in Den Haag, per 1 augustus 1997 wordt opgeheven. SVO is verantwoordelijk voor meer dan 50 procent van het OCTO-onderzoek. De gevolgen zijn nog onduidelijk. De gelden van SVO worden gekort en herverkaveld. 70 procent gaat naar NWO; het probleem daarbij is dat onderwijskunde geen eigen NWO-stichting heeft. Wel is het zo dat het OCTO meer dan zijn concurrenten andere inkomstenbronnen heeft.

Faculteitsdirecteur D. Bosker:....prettig oplossen....
Faculteitsdirecteur D. Bosker:....prettig oplossen....

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.