Auditoren-steun

| Redactie

Op uw telefonische vraag inzake de auditorensteun, heb ik gezegd dat de zaak iets te ingewikkeld was om het even per telefoon af te doen. Het gepubliceerde artikel (zie UT-nieuws van 18 januari jongstleden) rechtvaardigt volledig deze stellingname. Tot op heden is er géén wijziging opgetreden in de hantering van de regeling tweede causaliteit, zoals deze vanaf mei 1992 van kracht is. In die toetsi

Op uw telefonische vraag inzake de auditorensteun, heb ik gezegd dat de zaak iets te ingewikkeld was om het even per telefoon af te doen. Het gepubliceerde artikel (zie UT-nieuws van 18 januari jongstleden) rechtvaardigt volledig deze stellingname.

Tot op heden is er géén wijziging opgetreden in de hantering van de regeling tweede causaliteit, zoals deze vanaf mei 1992 van kracht is. In die toetsing wordt een nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de studielast enerzijds en de studieresultaten anderzijds. Als norm voor de studielast is `de in de studiegids vermelde werkelijke studielast' genomen, via de toelichting vastgesteld op 168 SP per opleiding. Vanaf de invoering van de nieuwe WHW is deze studielast wettelijk vastgelegd. De totaal behaalde studieresultaten - geregistreerd in de onderwijsadministratie - worden met deze genormeerde studielast vergeleken. Het verschil tussen deze beide gegevens dient volledig te worden verklaard met erkende omstandigheden om voor auditoren-, respectievelijk afstudeersteun in aanmerking te komen.

En dan verschijnt het probleem. Wanneer studenten hun normaal beschikbare studietijd (1680 uur = 42 SP per jaar) gebruiken om extra vakken te doen, dan is het in redelijkheid niet vol te houden dat ze binnen de beschikbare studietijd niet in staat waren om de verplichte vakken te doen. Dat speelt met name wanneer de omvang van die extra vakken zodanig is dat een student met een vierjarige cursusduur daardoor reeds 168 studiepunten heeft behaald. Hebben de behaalde - en correct geadministreerde - studieresultaten immers een omvang van 168 studiepunten behaald, dan dient - in overeenstemming met de wet - de opleiding als voltooid te worden beschouwd, tenzij er sprake is van overmachtsomstandigheden buiten de vrijwillige keuze van betrokken student op grond waarvan de norm is overschreden.

Er heerst bij studenten een hardnekkig misverstand dat `geregistreerde' studievertraging als gevolg van erkende omstandigheden zonder meer `recht' geeft op Auditorensteun. Dat recht bestaat niet op die manier. Dus ook het vervullen van een bestuursfunctie betekent niet dat daardoor `automatisch' voor een aantal maanden auditorensteun zal worden gegeven. Studenten, die functies vervullen of anderszins erkende omstandigheden hebben, vervolgens er op rekenen dat de daardoor opgelopen vertraging bij hun studietijd zal worden gevoegd en op grond daarvan in hun normale studietijd extra vakken gaan doen, brengen zichzelf hierdoor in de problemen. Erkende omstandigheden geven géén onverkort `recht' op auditorensteun. Auditorensteun wordt slechts dan gegeven, indien uitsluitend erkende omstandigheden er volledig de oorzaak van zijn dat een opleiding van 168 SP niet voltooid is kunnen worden.

Van de zijde van studenten is aangevoerd dat indien een student in de eigen vrije tijd studeert en daardoor extra studiepunten verzamelt, in plaats van in de kroeg te zitten, dat een argument zou moeten zijn om voor deze `goede' studenten die extra studiepunten bij de vaststelling van de tweede causaliteit buiten beschouwing te laten. Afgezien van het feit dat het tot op heden niet is voorgekomen dat studenten in de eigen vrije tijd de extra studiepunten hebben behaald en deze extrastudiepunten wel worden opgevoerd om te voldoen aan de eisen van bijvoorbeeld `de tempobeurs', acht de CVA het ten principale onjuist om zich een oordeel aan te meten omtrent de vrije tijdsbesteding van studenten. Deze tijdsbesteding behoort tot de volstrekte vrijheid van studenten en bemoeienis van de zijde van de universiteit daarmee vormt een te grove schending van de privacy.

Bovendien is het evenzeer denkbaar dat naast het eigen genot of de eigen studieontwikkeling studenten aan hoogst nuttige maatschappelijke activiteiten hun vrije tijd besteden. Beoordeling, vergelijking of afweging van de vrijetijdsbesteding van studenten en hen op grond daarvan als `goede' of `niet-goede' studenten te kwalificeren, behoort op geen enkele wijze te geschieden.

Drs. P.F.M. Fokkink, voorzitter Commissie Verlening Auditorensteun

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.