'Serieuze en prestigieuze' emancipatieprijs verwelkomd

| Redactie

Minister Ritzen wil een prijs instellen voor opleidingen of instellingen die goede resultaten boeken op het gebied van de emancipatie van vrouwen. Ook wil hij dat visitatiecommissies in het hoger onderwijs het emancipatie-aspect gaan betrekken in hun kwaliteitsoordelen.

De twee plannen staan in een rapport waarin het ministerie van Onderwijs nagaat welke effecten de maatregelen uit het Hoger Onderwijs- en OnderzoekPlan (HOOP) hebben voor de emancipatie van vrouwen. De prijs zal met ingang van 1997 eens in de drie jaar worden uitgereikt. Wat de prijs inhoudt, is nog niet bekend.

'Ik ben voor een emancipatieprijs, maar dan moet het wel een serieuze en prestigieuze prijs zijn', reageert dr.ir. Ellen van Oost, voorzitter van de Adviescommissie Emancipatie van de UT. 'Instellingen moeten er trots op zijn als hun naam aan deze prijs wordt verbonden.' Ook volgens projectmedwerkster vrouwelijke studenten drs. Helma Vlas hangt het effect van de prijs af van de inhoud: 'Financiële prikkels, mits groot genoeg, kunnen in combinatie met wat positieve reclame voor de instelling wel stimulerend werken. Maar een periode van drie jaar is dan wel erg lang om op te anticiperen. Mocht Ritzen deze prijs inderdaad uitloven, dan denk ik overigens dat de UT een goede kans maakt.'

Van Oost is ervan overtuigd dat het winnen van een prestigieuze emancipatieprijs de beeldvorming over de universiteit of hogeschool positief zal beïnvloeden. 'Want een goed emancipatiebeleid is een teken van een open, flexibele en moderne organisatie die het belangrijk vindt dat iedereen zich optimaal kan ontplooien. Kortom, geen leerfabriek maar een 'zorgende universiteit'.'

Minister Ritzen wil dat vooral onderwijsverbeteringen die gericht zijn op het vergroten van het aantal vrouwen in technische opleidingen in aanmerking komen voor de prijs. Van Oost vindt dat enerzijds wel en anderzijds niet terecht. 'Niet, omdat je moet oppassen dat algemene universiteiten hierdoor bij voorbaat afhaken. Wel, omdat je de technische universiteiten bij voorbaat benadeelt als je hierover niets zegt. Immers, in organisaties waar meer vrouwen zijn, wordt vaak ook een actiever emancipatiebeleid gevoerd. De technische wereld is nog een van de meest weerbarstige mannelijke bolwerken die er bestaan. Daarin emancipatoire veranderingen aanbrengen - zeker als het gaat over het onderwijs zelf - is maar moeilijk te realiseren. Dus als hierin iets wordt bereikt, is dat echt prijzenswaardig.'

'Ik vind echt dat er nu vanuit de techniek iets moet gaan gebeuren aan de sterke ondervertegenwoordiging van vrouwen. Meer dan vijftien jaar lang is het probleem bij de meisjes gezocht: zij zou zouden geen goed beeld hebben, enzovoorts. Maar hoewel voorlichting belangrijk is, zijn mijns inziens de grenzen van dit beleid bereikt. Echte veranderingen moeten nu vanuit de techniek zelf komen. Niet alleen het imago moet veranderen, maar ook de praktijk. Techniek moet mens-georiënteerd worden en dat moet in het onderwijs tot uiting komen. Vrouwen komen niet af op techniek 'om de techniek' maar omdat zij daarmee iets zinvols voor de maatschappij denken te kunnen doen.'

Vlas wijst er overigens op dat maar liefst 38 procent van de jongens en 71 procent van de meisjes die van het vwo komen domweg niet aan het vereiste vakkenpakket voldoen. 'Een groot potentieel gaat daardoor bij voorbaat al verloren.'

Naast het kleine aantal vrouwen dat een technische opleiding volgt, is de voornaamste zorg van minister Ritzen het aantal vrouwen in topfuncties in het hoger onderwijs. Slechts vier procent van de hoogleraren is vrouw. Ook vindt hij het wenselijk dat emancipatie een criterium is bij visitaties;visitatiecommissies moeten niet uitsluitend uit mannen bestaan. De minister wil daarover gaan overleggen met de universiteiten en hogescholen.

Van Oost: 'Onderwijsvisitatiecommissies beoordelen een opleiding op kwaliteit, maar kwaliteit kan langs vele dimensies worden gemeten en beoordeeld. Het kan naast vakinhoudelijke kennis bijvoorbeeld ook gaan over communicatievaardigheden die een student in haar/zijn opleiding leert. Vrouwen in visitatiecommissies zouden kunnen bijdragen aan een bredere range van beoordelingscriteria.'

Vlas is het hiermee eens, maar: 'Het belangrijkste is dat emancipatie een, stringent gehanteerd, beoordelingscriterium wordt bij visitaties. Zowel de mannen als vrouwen zullen aan dit criterium aandacht moeten besteden. Emancipatie is niet alleen een zaak van vrouwen.'

'Het toepassen van sancties heeft denk ik een sterkere invloed op het beleid dan bijvoorbeeld een prijs. Ik verwacht dan ook meer heil van het idee om bij visitaties nadrukkelijker aandacht te besteden aan emancipatie-aspecten. In het HOOP staat aangegeven dat instellingen, indien de visitatie daartoe aanleiding geeft, maatregelen moeten opstellen en over de voortgang en het effect daarvan moeten rapporteren.'

Volgens de 'emancipatie-effectenrapportage' zullen de maatregelen die in het HOOP worden voorgesteld slechts zijdelings seksespecifieke effecten hebben. De afschaffing van de regel dat studenten met een hbo-propaedeuse naar de universiteit mogen, treft meer vrouwen dan mannen maar het gaat slechts om een kleine groep. Het invoeren van een bindend studieadvies in de propaedeuse is daarentegen meer in het nadeel van mannelijke studenten. Vrouwen vallen minder vaak uit en nemen sneller het besluit hun studie te staken of om te zwaaien.

Vlas vindt die conclusie wat te ongenuanceerd. 'Ik denk dat een bindend studie-advies, mits ingebed in en ondersteund door, een goed begeleidings- en selectiebeleid en op een niet al te vroeg moment in de propaedeuse, niet nadeliger is voor mannen dan voor vrouwen. Niemand is erbij gebaat om te lang blijven hangen bij een studie, met weinig kans om het diploma te halen. Het moment van selectie is voor wat vrouwen betreft wel van belang. Uit cijfers blijkt dat zij over het algemeen wat minder snel hun propaedeuse behalen, maar wel iets vaker.'

Beide emancipatiedeskundigen zouden het mooi vinden als de emancipatie-effectenrapportage standaard zou worden toegepast op belangrijke beleidsnota's. Van Oost: 'Hoe zullen bijvoorbeeld de voor universiteiten noodzakelijk geachte bestuurlijke veranderingen uitwerken? We weten dat er in de huidige commissies en raden relatief veel vrouwelijke studenten participeren. De Adviescommissie Emancipatie is nu bezig om uit te zoeken hoe de deelname van het vrouwelijk wetenschappelijk personeel en het ondersteunend en beheerspersoneel in bestuursfuncties is. De participatie van vrouwen in een nieuwe bestuurlijke structuur zou zeker in de discussies over de wenselijke structuur moeten worden meegenomen.'

HOP/HO

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.