Erepenning UT voor scheidend voorzitter U-fonds dr. Han Wolhoff

| Redactie

Het was voor hem alles of niets. Een tussenweg bestond niet. Dus werd hij erin meegesleept en ging de UT steeds meer voor hem leven. Afscheid nemen is dan ook niet gemakkelijk. Het is dat de voorschriften zeggen dat een voorzitter er bij zeventig mee op moet houden. Maar: 'Als ze me nodig hebben, dan kunnen ze een beroep op mij doen.'

Dr. Han Wolhoff, tijdens de dies natalis gedecoreerd met de erepenning van de UT, droeg vorige week het voorzitterschap van de Stichting Universiteitsfonds Twente over aan zijn opvolger dr. Adriaan van Es. Twintig jaar was hij aan het fonds verbonden, waarvan dertien jaar als voorzitter. 'Als bestuurslid besteed je twee dagen per jaar aan het fonds. Een voorzitter steekt er veel meer tijd in. Ik werd er steeds verder ingezogen en ging me er meer voor inzetten.'

Wolhoff, chemicus van huis uit, kwam in 1960 naar Twente om te werken bij KNZ ('de zout'), het latere AKZO. Zijn laatste functie was plaatsvervangend voorzitter van de raad van bestuur. 'Ik ken de universiteit nog uit de tijd dat het terrein een landgoed was. Het was jammer dat dat moest wijken. Ik heb er regelmatig gewandeld.' In november 1977 trad hij toe tot het bestuur van het Universiteitsfonds en zeven jaar later koos het algemeen bestuur hem tot voorzitter. 'Ik ben niet gepolst. Ze gingen ervan uit dat ik wel zou willen. Dat was ook zo.'

Industrie

De nationale inbedding van de UT heeft Wolhoff altijd belangrijk gevonden. Toen hij begon kwam er één bestuurslid niet uit een Twentse onderneming. Tegenwoordig zijn dat er negen. 'We hebben met vertegenwoordigers van AKZO, Unilever, ABN/AMRO, KPN en DSM de industriële top van Nederland aardig te pakken. Dat geeft je toch meer mogelijkheden om bij ze aan te kloppen wanneer je geld nodig hebt.' 'De UT', vindt Wolhoff, 'heeft weleens de neiging de bal te veel rond te spelen en zichzelf niet als onderdeel van Nederland te zien. Ik heb geprobeerd daar een beetje verandering in te brengen.'

Het belang van een zetel in het bestuur van het universiteitsfonds is volgens Wolhoff duidelijk. 'De industrie wil weten wat er op de universiteit speelt, hoe 't er toe gaat en wat ze wil.' Dat de universiteit op haar beurt weer blij is met het fonds blijkt wel uit het feit dat er voor de Raad van Toezicht 'ruim werd geplukt' uit het fondsbestuur.

'Ik heb me er altijd over verbaasd hoe gemakkelijk mensen uit de industrie 'ja' zeiden als we ze vroegen zitting te nemen in het bestuur. Twente ligt goed. De industrie wil graag meepraten.'

Het op peil houden van de reserves van het fonds was aanvankelijk niet eenvoudig, vertelt Wolhoff. 'Bedelen is een ramp. Vooral bij kleinere geldschieters. Hoe vaak we niet hoorden: 'Meneer Jansen is er niet. Kunt u om twee uur terug bellen.'Of: 'Ach, meneer Jansen is net de deur uit. Belt u een andere keer nog eens terug.' En dat allemaal voor vijfduizend gulden. God, wat een ellende.'

Maar de bedrijven krijgen, als ze erom vragen, ook iets terug voor hun geld. 'We hebben verschillende bedrijven in contact gebracht met de

Liasongroep voor bedrijfskundig of logistiek advies.' Die contacten zorgen, zegt Wolhoff, voor verankering in de omgeving. 'De UT is voor Twente overigens een godsgeschenk geweest. Zonder universiteit had de regio het nooit gered.'

Gedurfd

Niet erg enthousiast is Wolhoff over de activiteiten van de UT ten aanzien van haar afgestudeerden, de alumni. Veel geld heeft hij dan ook niet weten los te peuteren van deze groep. 'Leiden en Utrecht zijn daar veel sterker in. Oude universiteiten staan op de kaart. De UT is kennelijk nog te jong.' Het is echter niet de enige reden waarom studenten hun universiteit subiet vergeten na hun afstuderen: 'Je komt bij de UT niet terug in een stad, maar op een campus. Dat is niet leuk. Als ik in Utrecht rondloop heb ik weer het gevoel dat ik student ben. Dat lukt je nooit wanneer je aan de UT hebt gestudeerd en terugkeert naar Enschede. Daar is helemaal niets aan. Ik heb nooit begrepen hoe Enschede ooit 'leukste studentenstad' kon worden.'

De UT is wel een gedurfde universiteit, vindt hij. Vooral dankzij de campus. Ook over de tweekernenformule is Wolhoff zeer te spreken, al weet hij niet of dat ook studenten trekt. 'Ik vind het goed dat dat het college van bestuur probeert om breder opgeleide mensen af te leveren. Daar heeft het bedrijfsleven behoefte aan.'

Immers, die bedrijven kijken primair naar de persoon en niet naar de gevolgde studie. Van alle afgestudeerden komen er maar weinig in het vakgebied terecht waar ze voor geleerd hebben, is zijn ervaring. 'Kijk naar mijzelf. Ik heb chemie gedaan en ben zelfs gepromoveerd. Maar ik zou nu geen eindexamen in de chemie meer kunnen doen. Ik ben manager geworden.'

De UT, vervolgt Wolhoff, moet meer naam maken. Bijvoorbeeld door het aantrekken van goede, maar vooral in het oog springende hoogleraren. Dat ex-president directeur van de KLM Pieter Bouw volgend jaar aan de UT

'bedrijfskunde in de praktijk' komt doceren vindt Wolhoff 'fantastisch'.

Jaloers

Het voorzitterschap van het universiteitsfonds was voor Wolhoff niet de enige nevenfunctie. Behalve bij een aantal multinationals is hij ook commissaris van een paar startende ondernemingen. 'Ik vind het heel knap wanneer iemand een bedrijf begint. Daar ben ik zelfs weleens jaloers op. De UT heeft de TOP-regeling. Dat is een ideale constructie.'

Het universiteitsfonds is een stichting en dus onafhankelijk. Dat was voor Wolhoff een belangrijk punt. 'Wij konden een eigen beleid voeren. Al is het fonds er natuurlijk voor de groei en bloei van de universiteit.'

Geschokt was de ex-voorzitter over de kwaliteit van sommige subsidie-aanvragen. 'Vooral bij de individuele subsidieverzoeken was het Nederlands soms abominabel.'

De boekhoudkundige resultaten van het fonds mogen volgens Wolhoff niet overdreven worden. Achteraf gezien zou het beter zijn geweest het kapitaal in aandelen te beleggen. De effecten hebben weinig opgeleverd. 'We hebben tegenwoordig per student minder te besteden dan vijftien jaar geleden.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.