Geweld-chip
Het hek is natuurlijk van de dam als programma's geclassificeerd en gecodeerd gaan worden. Waarom ophouden bij geweld? Er wordt ook gevloekt en gegodlasterd op de buis. Er zijn copulerende paren op het scherm. Er zijn de obscene hoofden van Hans van der Togt, Joop Braakhekke en Viola Holt. Niet dat het wat zou uitmaken. Wij gingen vroeger gewoon bij de buren kijken, die gelukkig een stuk ruimdenkender waren dan moeder.
Nee, censuur heeft nog nooit wat uitgehaald. Maar als we er dan toch aan moeten geloven, dan zien wij persoonlijk meer heil in de gelul-chip. Een slim device dat het beeld op tilt laat slaan zogauw de reclameboodschappen, de zeikquizzen of de politieke wauwelaars zich aandienen. Maar daar zullen de politici, de omroepen en het bedrijfsleven natuurlijk wel weer geen trek in hebben. Zij weten veel te goed wat goed voor ons is.
De UT, Philips en de omroepen gaan komend voorjaar op initiatief van het ministerie van Justitie experimenteren met een verbeterde 'geweld-chip'. Onderzocht zal worden of zo'n chip kinderen kan beschermen tegen de overmaat aan geweld op het scherm. Aan het door de vakgroep Psychologie (WMW) uit te voeren veldonderzoek zullen duizend gezinnen meedoen. De Twentse psychologen verrichtten eerder al een haalbaarheidsstudie.
De zogeheten V-chip is een techniek om specifieke televisieprogramma's te blokkeren. De in televisietoestellen in te bouwen chip kan (bijvoorbeeld) gewelddadige films herkennen aan de hand van een met het signaal meegestuurde code. Zodra dat gebeurt springt het beeld op zwart. De chip is in te stellen op een bepaalde gradatie van geweld. Op die manier kunnen ouders beter bepalen naar welk soort programma's hun kinderen kijken.
De uit Canada en de VS stammende techniek vertoont nog tal van mankementen. Philips zal een verbeterde versie ontwikkelen die gebaseerd zal zijn op teleteksttechnologie. Het bedrijf streeft daarbij naar een Europese standaard. De omroepen hebben zich bereid verklaard om hun programma's van de benodigde codering en classificatie te voorzien.
CoursewareVrijwel alle scholen voor basis- en voortgezet onderwijs beschikken over computers en over educatieve software (courseware). In de praktijk wordt die courseware vrijwel niet gebruikt. Van integratie in het curriculum is al helemaal geen sprake. Het spul sluit niet aan bij de gebruikte lesmethoden, de lesstijl van docenten en de leerstijl van de leerlingen.
Een mogelijke oplossing is het ontwikkelen van flexibel aanpasbare software. Dr. S. de Vries ontwikkelde zulke aanpasbare courseware met toebehoren en onderzocht in drie projecten bij Twentse scholen voor voortgezet onderwijs in hoeverre daarmee een integratie van educatieve software in het curriculum werd bereikt. Dat blijkt (nog) niet het geval te zijn.
Het probleem zit volgens De Vries in de schoolorganisatie. De voorbereiding van lessen met coursewaregebruik vergt van docenten meer tijd dan van lessen zonder. Die tijd is binnen scholen niet beschikbaar. Integratie van courseware is dus alleen zinvol als de organisatie wordt aangepast. DeVries promoveerde 3 december bij Toegepaste Onderwijskunde.
EfficiencyIn het hoger onderwijs zijn schaalvoordelen (lagere kosten per eenheid product bij grotere instellingen) niet echt aantoonbaar. Ook blijkt er geen verband te bestaan tussen het gemiddelde salarisniveau van het personeel en de kosten per eenheid product. Hogere salarissen gaan blijkbaar samen met hogere productiviteit. Afhankelijk van de sector is wel een gemiddelde efficiency-verbetering van 3 tot 13 procent mogelijk.
Deze conclusies trekt dr. M. Vink in het onderzoek naar efficiency in het hoger onderwijs waarop hij 28 november bij Bestuurskunde promoveerde. In een vergelijking van hoger onderwijs in Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk komen de gemiddelde kosten per student, per afgestudeerde en per onderzoekspublicatie in Nederland als middelste uit de bus.