Eigenlijk dacht minister Ritzen er 'net iets anders' over. Maar uiteindelijk legde hij zich neer bij het standpunt van de Tweede Kamer: eerstejaars hoeven ook volgend jaar niet meer dan vijftig procent van hun studiepunten te halen.
Bijna alle fracties in de Kamer hadden zich vorige week, bij de behandeling van de onderwijsbegroting, uitgesproken tegen een hogere prestatienorm. Die norm ligt nu op vijftig procent. Wie dat niet haalt, moet zijn studiegeld terugbetalen. Volgens minister Ritzen is de tijd rijp om de norm te verhogen naar zeventig procent van de punten.
De Tweede Kamer dacht daar anders over. Volgens de meeste fracties is het onderwijs aan universiteiten en hogescholen nog niet genoeg verbeterd om zo'n verhoging te rechtvaardigen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het aantal studenten dat in éénjaar zijn propedeuse haalt: dat aantal stijgt nauwelijks.
Minister Ritzen spartelde maar heel even tegen. Hij wil met de hogere norm niet zozeer studenten, maar universiteiten en hogescholen onder druk zetten, betoogde hij. Die laten het erbij zitten, als aan studenten geen straf studietempo wordt voorgeschreven. 'Ik begrijp uw overwegingen', zei Ritzen, 'maar ik kom tot een net iets andere conclusie.'
Toen de Kamer voet bij stuk hield, gaf de minister het echter op. De verhoging van de prestatienorm wordt nu tenminste met één jaar uitgesteld. Als Ritzen (of zijn opvolger) volgend jaar opnieuw een hogere norm voorstelt, vindt die in ieder geval de VVD weer op zijn weg. Die is sowieso tegen een hogere norm in het eerste jaar.