Het duurde even tot het tot hem doordrong waar de medewerker van de TU Delft over belde. Het was tenslotte al een half jaar geleden dat Jan van Diepen, zijn studiecordinator bij WWTS, hem voorstelde zijn scriptie in te sturen. Een heel jaar al, sinds zijn afstuderen. Hij had dus gewonnen. 'Een eer', zegt hij, 'het is heel leuk als je peers vinden dat je een mooi stuk werk hebt geleverd.' Zijn afdelingshoofd trok direct twee flessen wijn open om het te vieren. Een collega verspreidde het gerucht dat hij een veelvoud van het prijzengeld van duizend gulden had gewonnen. Het ging rond als een vuurtje.
Invechten
Sinds december werkt Simons bij kpn research in Leidschendam. Bij het instituut voor toegepast bedrijfsonderzoek studeert hij op het raakvlak van informatietechnologie en organisatieontwikkeling, een uitgelezen stek voor een WWTS'er. 'Ik zit met zijn neus bovenop de nieuwste ontwikkelingen en hou mij bezig met de consequenties die zij hebben voor organisaties. Wij werken heel project-georiënteerd, doen veel praktisch gericht onderzoek. Maar er is ook ruimte om dingen verder uit te zoeken, om een visie te ontwikkelen.' Het bevalt hem goed, uitstekend zelfs.
Hij had een promotie-onderzoek kunnen verrichten bij het prestigieuze Max Planck instituut in Leibniz en hij heeft overwogen klinisch fysicus te worden. Maar een promotie, nee: 'Je wordt slecht betaald, werkt hard en je hebt er buiten de universitaire wereld weinig aan'. Klinisch fysici verzekerden hem dat, wil je geaccepteerd worden binnen de medische wereld, een promotie wel erg handig is. 'Qua kennis niet, qua status wel.'
'De medische wereld is traditioneel artsendomein. Je moet je echt invechten voordat iemand bereid is naar je te luisteren, je moet je ellebogen gebruiken. Ik vind dat niet zo'n leuke werkomgeving.'
Bovendien, drie jaar is hij intens beziggeweest met de medische problematiek. Hij vond het wel tijd voor iets nieuws.
Soft gedoe
Simons is met 'open armen' ontvangen bij kpn, zegt hij zelf. Logisch. Hij haalde in zeven jaar tijd twee bullen, was lid van de faculteitsraad en lid van het bestuur van de studievereniging. 'Ik ben een redelijk druk baasje geweest', grapt-ie.
Bovendien sloten studie en functie mooi aan. 'Aan het einde van je studie ben je bij natuurkunde bezig met de grenzen van de wetenschappelijke ontwikkelingen en in de filosofie met wat die betekenen voor de manier waarop wij met de wereld omgaan.'
Zou hij zonder dubbele bul niet zijn aangenomen? 'Dat betwijfel ik. Het gaat toch voor een groot deel om de manier waarop je je presenteert.' Maar hij is wel blij met de verdieping waarin de volwaardige natuurkunde-studie voorzag. Ook tijdens zijn studie beviel de combinatie goed. 'Als ik de formules beu was, richtte ik mij even op de filosofie of de sociologie en omgekeerd.'
Het zijn wel twee vakgebieden die aparte benaderingen vereisen. Binnen de natuurkunde geldt de biofysica als 'soft gedoe%. Hij studeerde af in de medische technologie en hield zich met mensen bezig. Aan de andere kant heeft hij de wijsgerige aanpak moeten leren: 'Een natuurkunde-scriptie is een beschrijving van de resultaten van experimenten met conclusies. Van mijn afstudeerverslag heb ik vantevoren een indeling gemaakt. Toen ben ik de hoofdstukken in min of meer willekeurige volgorde gaan schrijven. Bij de WWTS-scriptie kon ik alleen van voor naar achteren werken. Het schrijven zelf is een proces van bewustwording geweest.'
Planeconomie
Bij beide studies eindigde hij in de medische hoek. Die fascineerde hem wegens de verwevenheid van individu, maatschappij en technologie. Hij herinnert zich een natuurkunde-college van een arts over een 'zak' voor de gereguleerde afgifte van medicijnen in de buikholte. Als zak werd eenvoudig een stuk darm verwijderd en omgebouwd. 'De ingenieurs in de zaal hadden zichtbaar moeite met dat blijmoedige gesleutel aan mensen. Het viel me op dat de arts nog het meest technische met de mens omging.'
Ziekenhuizen noemt Simons fabrieken. 'Een belangrijk deel van de gezondheidszorg is nog op een heel industriële manier georganiseerd en wordt als een soort communistische planeconomie aangestuurd. Financiering vindt plaats op basis van de geleverde productie. Helaas is die productie gedefinieerd in termen van aantallen consulten, operaties, onderzoeken, gevulde bedden, etc. Dan valt ook te begrijpen dat het aantal behandelingen dat een volk krijgt, vooral afhangt van de beschikbare medische capaciteit en veel minder van de medische behoeften van dat volk. Ik zou graag die behoeften wat centraler gesteld zien.%
Daarnaast gebiedt de medische cultuur onderzoeken en ingrijpen. Artsen zoeken naar 'defecten'. Welk onderdeel van het lichaam weigert dienst? Vervolgens wordt dat gerepareerd. Patiënten die klachten hebben zonder lichamelijke afwijkingen zijnonbestaanbaar. Overigens niet alleen in de optiek van de arts. Degene die de klachten heeft, eist vaak een medische verklaring. Want alleen dan neemt zijn omgeving hem serieus.
Maar ook als artsen wel wat 'vinden', er behandelingen hebben plaatsgevonden en de patiënt 'genezen' is verklaard, voelt hij zich niet altijd beter. Ontwikkelingen in de medische technologie hebben het 'geestelijk' lijden in verhouding tot het lichamelijk lijden vergroot. Veel vaker dan vroeger overleven mensen een levensbedreigende ziekte, bijvoorbeeld een hart- of herseninfarct. Of ze blijven leven in de wetenschap dat hun ziekte terug kan keren, zoals na genezen kanker. Diagnoses worden in een steeds vroeger stadium gesteld en behandelingen vinden plaats zonder dat mensen zich ziek voelen. MS-patiënten leven soms jarenlang in relatieve lichamelijke gezondheid maar met het vooruitzicht van volledige lichamelijk aftakeling.
Een ziekte verandert de mens. Opeens is hij een 'patiënt', kan hij niet of niet helemaal meer volledig deelnemen aan het leven. Zijn toekomstbeeld stort in elkaar. Aan dat 'persoonlijk' leed heeft de arts echter geen boodschap en zijn handelen is er dus niet op gericht dat te verzachten.
Objectief
Simons bekijkt in zijn afstudeerscriptie vanuit de wijsgerige hoek welk deel van de mens in het medisch circuit buiten beeld valt en hoe erg dat is. Onderzoek in de zin van experimenten of enquêtes heeft hij niet uitgevoerd. Wel veel literatuuronderzoek: vooral boeken van patiënten, maar ook van artsen, filosofen en medisch sociologen. Daaruit heeft hij langzaam, met vallen en opstaan, een betoog opgebouwd. Waarbij het echter niet is gebleven. Want aan zijn visie koppelt hij een oplossing. Juist dat wist de KIvI-jury zeer te waarderen.
Simons pleit voor de oprichting van multidisciplinaire gezondheidscentra die binnen hun budget zo goed mogelijk hun verzorgingsgebied moeten bedienen en zorg 'inkopen' bij specialisten. Hij verwacht dat een dergelijke aanpak leidt tot meer aandacht voor preventie, meer nadruk op genezen in plaats van beter worden en op zorg in plaats van helen.
In hoeverre zijn scriptie objectief is? 'Mijn betoog handelt over ethische waarde-oordelen. De kracht van de filosofie is de manier waarop je die discussie aangaat en de onderbouwing ervan. Dat bepaalt hoe overtuigend je verhaal wordt. Natuurkundigen moeten ook overtuigen als ze echt met iets nieuws komen. Maar zij maskeren dat met formules en algemeen aanvaarde modellen.'
Zijn scriptie is meer wijsgerig dan technisch van aard, bevestigt hij volmondig. 'Typisch WWTS. Aan de ene kant is er het besef dat het nuttig en goed is om technologie in de gezondheidszorg toe te passen, maar aan de andere kant is er de vraag wat de toegevoegde waarde is. Dat vergt toch een iets andere blik dan bijvoorbeeld een medicus heeft. En het niveau van nuancering in het betoog vereist een wijsgerige basis.'
Het is er niet meer van gekomen zijn werk aan artsen voor te leggen. Hij stelt zich voor dat ze uiteenlopend gereageerd zoudenhebben. De door hem beschreven problematiek is binnen de medische wereld deels bekend. 'Bij de jongere generatie zie je ook al verschuivingen optreden, maar artsenorganisaties geven hun huidige machtspositie nog niet graag prijs.'
Alternatieve genezers profiteren van het ongenoegen over de technocratische artsenij dat binnen de samenleving bestaat. 'Het mooie van alternatieve geneeswijzen is dat zij mensen hoop bieden. Hoop is op zichzelf waardevol, ook voor herstelkansen. Maar het is vaak valse hoop.'
Vraag is overigens wat alternatief is en wat niet. 'Sommige traditionele alternatieve therapieën zijn inmiddels wetenschappelijk onderbouwd en zo de reguliere geneeskunst binnengesluisd. Belangrijk is dat alternatieve genezers kritisch ten opzichte van hun eigen resultaten staan. Dan maakt het mij niet uit wat iemand doet, als er maar wetenschappelijk onderzoek naar wordt uitgevoerd.'
'Wat we niet moeten pretenderen als natuurwetenschappers is dat we alles al weten, dat alles wat buiten het hedendaagse model valt onzin is', stelt hij vervolgens streng. Om uiteindelijk wel te constateren dat de medische wereld, ook de reguliere, een wetenschappelijke grondhouding ontbeert. 'Geneeskunde is heel erg resultaatgericht: wordt de patiënt beter of niet? Artsen vragen zich nog te weinig af: Is de patiënt beter geworden dankzij mij of ondanks mij?'