Het Adsetts Centre in het kort: zeven verdiepingen hypermodern glas en metaal die bijna veertig miljoen gulden kostten, elfduizend vierkante meter vloeroppervlakte, tienduizend bezoekers per dag, een budget van twaalf miljoen gulden waarvan anderhalf miljoen wordt verdiend met commerciële activiteiten, drie kilometer of een half miljoen boeken en tijdschriften, tienduizend geluids- en videoopnamen, zestienhonderd studieplaatsen met computer die allemaal toegang geven tot internet en honderd lokale databases op CD-rom, een onderwijskundig centrum, een bedrijf voor multimediaproducten en tientallen collegezalen.
Het Adsetts Centre in het lang: de rol van de bibliotheek in het hoger onderwijs als massaproduct. Twintig jaar geleden ging in Groot-Brittannië één op de acht mensen naar een universiteit of hogeschool. Vandaag de dag is dat één op de drie. Als het aan de regering ligt wordt die participatiegraad komende decennia 40 procent.
Aan de andere kant krijgen universiteiten steeds minder geld van de overheid. Afgelopen tien jaar daalde het budget per student met 40 procent. Komende jaren zal dat 6 procent per jaar zijn.
'Onderwijs geven aan een kleine homogene groep en met voldoende financiële middelen is makkelijk. Onderwijs geven aan een heterogene groep met verschillende wensen en ambities niet. Daar ligt de rol van het Adsetts Centre. Wanneer het om informatie gaat, zijn wij de schakel tussen de student en de universiteit. We zijn vaker open dan de faculteiten, 72 uur per week, en dus komen de studenten naar ons', aldus Graham Bulpitt, directeur van het Adsetts Centre. 'Het geheim van ons succes is dat we multimedia niet zien als aanvulling op, maar als wezenlijk onderdeel van leren.'
Sheffield Hallam University (SHU) heeft 22.000 studenten. Daarvan is iets minder dan de helft man, meer dan eenderde ouder dan 23 jaar en studeert ongeveer de helft in deeltijd. Bijna 11 procent van de studenten komt uit minderheidsgroepen.
SHU is een in 1992 ongevormde gemeentelijke polytechnic, die op haar beurt weer bestond uit tientallen hogescholen. De oudste daarvan is de uit 1843 stammende School of Art. Vandaag de dag kunnen studenten zich inschrijven bij elf verschillende Schools: computer en managementwetenschappen, bouwkunde, culturele studies, onderwijskunde, financiële studies en rechten, gezondheidswetenschappen, vrijetijdswetenschappen, wiskunde, planologie, ingenieurwetenschappen of de Sheffield Business School.
Meer dan tweederde van de studenten komt van buiten Sheffield. 'De ambitie van de meeste studenten is om van huis weg te komen', zegt persvoorlichter John Tunney. 'Zelfs al wonen ze gedurende de eerste jaren van hun studie thuis, toch komen ze uiteindelijk naar Sheffield. Anders vallen ze buiten het sociale leven.'
Volgens Tunney staat SHU bekend vanwege de sterke traditie van haar toegepast onderzoek. 'Wij hebben waarschijnlijk meer banden met de industrie dan elke andere universiteit in Europa. Met als resultaat dat veel van onze studenten gemakkelijk werk vinden.'
Een rondleiding door Sheffield Hallam University is een verrassende wandeling. Achter ieder hoekje komt weer een ander SHU tevoorschijn. De universiteit bestaat uit een bonte verzameling een zestal jaren zestig en zeventig gebouwen, die zijn verbonden door een hupermoderne constructie, het Atrium genoemd. Dankzij het glazen dak is het klimaat zelfregelend. De gevels van de oude gebouwen zijn deels gemoderniseerd of krijgen nog een facelift. Glas, hout, buizencontructies en linoleum in frisse kleuren hebben de overhand. Recentelijk investeerde Sheffield Hallam ruim tweehonderd miljoen gulden in bouwprojecten.
Het Adsetts Centre werd aan het begin van het academisch jaar 1996-1997 in gebruik genomen. Het departement dat het centrum runt heeft een andere naam, het Learning Centre ('een simpele naam met een sterke boodschap'), en werd opgebouwd uit drie diensten: de bibliotheek, het onderwijskundig centrum en een deel van het rekencentrum, nu genoemd het Learning and Teaching Institute (LTI), Media Production (MP) en Information Services (IS). Daarboven opereren de centrale groepen als marketing, systeembeheer & financiën en een algemene staf.
'We hebben er een platte organisatie van gemaakt', legt Bulpitt uit. 'De staf en de centrale groepen zijn ondersteunend. Belangrijk is dat alle onderdelen samenwerken. Het mag voor een docent niet uitmaken of hij met zijn vraag binnenkomt bij de audio-visuele groep of het centrum voor multimediaontwikkeling.'
Stel: een docent wil studenten laten zien hoe een chip werkt. De traditionele manier is daar een hoorcollege over te geven. Maar de docent wil dit keer iets anders. Dan komt het Learning Centre in actie. IS onderzoekt of er al een video of film is over dit onderwerp. Is dat niet het geval, dan kan het LTI adviseren hoe een dergelijke video eruit moet zien. De film wordt vervolgens geproduceerd door de tv-unit. Via de collection development-groep wordt het product ook toegankelijk gemaakt voor andere belangstellenden. Uiteindelijk kan de film ook worden verkocht. Zó haalt het Learning Centre jaarlijks anderhalf miljoen gulden binnen met commmerciële activiteiten.
De werknemers van de Information Services zijn deels afkomstig van de oude diensten en deels van de faculteiten. Oude aanspreektitels als bibliothecaris en assistent-bibliothecarisgingen overboord en werden vervangen door information assistant, information advisor en senior information advisor. 'We hebben de medewerkers een nieuwe rol gegeven. Het adviserende deel van hun werk is cruciaal. Het gaat niet om het oplossen van kleine softwareprobleempjes', stelt Bulpitt. 'De medewerkers, die per vakgebied zijn ingedeeld, nemen een deel van de onderwijsbegeleidingstaken over. Een student stapt hier binnen met de vraag wat hij moet doen voor een bepaalde opdracht. Die moet geholpen worden. Een dergelijke opvatting vraagt om goed opgeleide medewerkers. Jaarlijks wordt 2 procent van het budget besteed aan scholing. 'Wij proberen mensen te krijgen die weten wat nodig is voor leren.'
De onderwijskundig centrum-poot van het Learning Centre houdt zich, behalve met het assisteren van departementen bij de curriculumontwikkeling, actief bezig met de ontwikkeling van multimedia leermiddelen. 'We hebben de technologie om interactieve leermethoden te ontwikkelen. Programma's die met behulp van audiovisuele middelen, in staat zijn te reageren op wat de student doet. Op die manier wordt het op afstand mogelijk de voortgang van studenten te volgen. Dat is belangrijk voor onze deeltijdstudenten.'
Toch zullen computerprogramma's docenten niet vervangen, stelt Bulpitt. 'Ik kijk daar genuanceerder tegenaan. Je moet naar het totale pakket van vraag en aanbod kijken. Je moet de studenten en hun behoeften samenbrengen. Studenten die van huis of werk opereren zullen anders gebruikmaken van multimedia dan studenten die op de campus rondlopen.'
Ongeveer 50 procent van de studenten maakt dagelijks gebruik van het Adsetts Centre en 42 procent komt er wekelijks. Het grootste deel van de bezoekers zoekt in de bibliotheekcatalogus (56 procent), leent boeken (53 procent) of komt om te kopiëren (40 procent) of internet en CD-rom databases te gebruiken (ongeveer 20 procent). 87 Procent van de gebruikers vindt dat het centrum een goede service biedt dat de medewerkers behulpzaam zijn. Bijna 80 procent vindt echter dat er niet genoeg computers zijn en 65 procent grijpt zo nu en dan mis wanneer het gaat om gedrukt materiaal, dat wel op de boekenlijst staat.
Eén van de zaken waar het Adsetts Centre nog aan moet werken is het creëren van draagvlak binnen de organisatie. De beleidsevaluatie over het afgelopen jaar toont aan dat het centrum beter moet communiceren met de departementen. Bulpitt: 'De academische staf is natuurlijk bang dat wij in hun vaarwater gaan zitten met onze activiteiten. Ze willen niet aangetast worden in hun zelfstandigheid.'
Hij hoeft overigens niet te vrezen voor zijn budget, want dat komt uit de algemene middelen. 'Er gaat gewoon minder geld naar de departementen.'
Voor iedereen die durft te beweren dat het Adsetts Centre duur is heeft Bulpitt nog een leuke rekensom: 'Mijn budget is 3,5 miljoen pond. Dat is 168 pond per student per jaar. Wij bieden kwaliteit voor dat geld. En geloof me, de academische staf is de grootste kostenpost van de hele universiteit. Wanneer de departementen willen bezuinigen zullen ze dat op de studenturen doen. Wij zijn goedkoper dan de academische staf. Wij staanklaar voor de student, 224 dagen per jaar en 72 uur per week.'