De drie commentatoren zijn eensgezind in hun kritiek op de voorgestelde verplichte ouderlijke bijdrage. Onuitvoerbaar, stelt Gellekink. 'Wie wordt het incassobureau? De student? De instelling? De belastinginspecteur? De IBG? Overigens heb ik niets tegen het principe van de zorgplicht. Nu komt het voor dat ouders beweren de ouderlijke bijdrage niet te kunnen voldoen, hoewel ze wel een optrekje van een half miljoen hebben en ieder jaar een nieuwe benzineslurper in de oprit parkeren.'
Van Vught voorziet eveneens problemen: 'Verplichte ondersteuning tot en met 21 jaar is moeilijk af te dwingen en onpraktisch. Uiteraard vind ik ouder-onafhankelijkheid een groot goed. Maar die is mijns inziens beter na te streven door fiscale maatregelen of een kinderbijslagstelsel dan door verplichtingen.'
Een ander gezamenlijk kritiekpunt is de uitvoering van de onderwijsafspraken tussen instelling en student over studietempo en hoogte van de beurs. 'De student is zowel voor het onderwijs als voor zijn of haar financiële middelen afhankelijk van de instelling. Op het moment dat de student een onderwijscontract met de instelling afsluit, bevindt hij of zij zich dus in een ongelijkwaardige positie', stelt de SRD.
Van Vught noemt het idee wegens het gevaar van rechtsongelijkheid 'niet gewenst'. Ook hij en Gellekink constateren dat dit systeem studenten in een ongewenste afhankelijkheidspositie kan brengen ten opzichte van hun universiteit.
De studentendecaan vindt het voorstel verder onevenwichtig omdat 'laatbloeiers' of doorstromers maar relatief kort kunnen genieten van de verplichte ouderlijke bijdrage. Een 17-jarige havist die direct doorstroomt naar het hbo kan vier jaar hoger onderwijs volgen met een afdwingbare 'ouderbeurs'. Wie een jaartje blijft zitten of een 'omweg' volgt (mavo-mbo-hbo) is daarvan al één of twee jaar kwijt.
De SRD vindt de ongelijke rechtspositie tussen mbo'ers en studenten in het hoger onderwijs onwenselijk. Bovendien verwacht de studentenvakbond dat het voorstel kinderen van ouders in lagere inkomensklassen afremt te kiezen voor een opleiding op hbo- of universitair niveau. Ook zou het studenten stimuleren voortijdig hun studie af te breken wegens het ontbreken van financiële middelen.
Gellekink spreekt van een 'breuk' op het 21-ste levensjaar die veel te vroeg komt. Verder is hij er allerminst van overtuigd dat het stelsel, zoals Hermans beweert, de 'twijfel en het vermijdingsgedrag' van studenten in het prestatiebeursstelsel wegneemt.
Van Vught constateert met vreugde dat het voorstel van Hermans wel leidt tot meer flexibilisering. 'Het grootste probleem van het huidige stelsel is de rigiditeit, de koppeling van de beurs aan de studieduur. Het moet in een nieuw stelsel mogelijk worden dat studenten zelf bepalen of ze tijd willen gebruiken om bijvoorbeeld bij te verdienen, dat reduceert die ouderafhankelijkheid overigens ook écht fundamenteel. Daarnaast moet academische vorming weer echt een kans krijgen en niet beperkt worden door tempo-eisen. De UT zit al op die lijn: wij willen onze studenten juist mogelijkheden tot zinvol werk bieden, die kunnen bijdragen aan de academische vorming.'
Ook de SRD juicht dit onderdeel van de plannen toe. Verder onderstreept de studentenvakbond de constatering van de commissie Hermans dat verder bezuinigen op de beurzen onverantwoord is. Gellekink stelt daarentegen cynisch dat in het voorstel de 'Staat der Nederlanden wordt ontzien ten koste van eerst de ouders en daarna de student zelf'.
De SRD vindt het 'een teken aan de wand' dat het de commissie-Hermans niet is gelukt om een stelsel te bedenken dat de steun geniet van de paarse regeringsfracties. 'Blijkbaar is het niet mogelijk om binnen de huidige voorwaarden die de politiek stelt een verbeterd en acceptabel studiefinancieringsstelsel te ontwerpen', concludeert de bond.
Gellekink is helemaal vernietigend: 'Ik ben in staat binnen 48 uur een beter stelsel op te zetten dan de commissie Hermans met een batterij adviseurs in vele maanden.' En: 'Als de plannen van Hermans werkelijkheid worden, zullen we binnen een jaar terugverlangen naar het transparante en eenvoudige tempobeursstelsel.' Het prestatiebeursstelsel vereist overigens wel een aantal ingrepen, vindt ook hij.
MONICA VAN DER GARDE