In Utrecht staat een straatschoffie te jongleren met een bal. Linkervoet, rechtervoet, boven op het hoofd, achter op de linkerhak, rechterhak en opvangen in de nek. Z'n moeder heeft 'm al een paar keer binnengeroepen, maar hij blijft het proberen. Hij moet wel. Ja, hij moet vanaf elke plek op straat, vanachter elke geparkeerde auto, de bal in één trap precies op het deksel van de riolering kunnen neerleggen. Want als hij faalt, dan krijgt later z'n trainer een hartaanval.
In Den Haag zit een ambtenaar van het Ministerie van Justitie zich te bezatten aan de bar. Whisky in combinatie met slaaptabletten. Want hij wil vergeten, hij wil volledig van de wereld zijn zolang elders in de stad het hoofd van zijn lieve staatssecretaris wordt geëist omdat hij, o stomme hij, vergeten is haar te vertellen over de gewijzigde politiek in Teheran. Zwetend denkt hij terug aan de warme smok die hij op z'n verjaardag nog van haar heeft gehad, midden op het voorhoofd, en dan tuimelt hij van z'n kruk.
In een studiecel in de Vrijhof zit een meisje met het hoofd in de boeken. Ze sport niet, ze kijkt geen teevee, gaat nooit uit, en haar ouders hebben haar al in geen maanden meer gezien. Ze studeert. Iedere beschikbare minuut steekt ze in haar studie. Ook wanneer ze bij Johma achter de lopende band haar studiegeld bijeen staat te verdienen, ook dan studeert ze. Van ieder saladedeksel leert ze het opschrift uit het hoofd, zelfs de streepjescode, want ze moet studeren. Ze moet slagen, want anders wordt haar universiteit straks door het Rijk gekort.
In Amsterdam springt een man uit het raam van de 20e etage. In de hemel wordt hem gevraagd naar de reden van z'n overhaaste komst. Weliswaar zijn de beurzen gekelderd, maar hij werkt voor een chemiebedrijf, op de postkamer. Aandelen heeft hij niet. 'Nee,' zegt de man: 'maar mijn chef heeft een optieregeling en die wordt door deze crash vreselijk geschaad.' De God van Nederland schudt zijn eerbiedwaardige grauwe bakkebaarden, buigt over naar zijn rechterzijde en verzucht: 'Zeg Karl, dat ideetje van ons om het proletariaat wat meer verantwoordelijkheidsgevoel te geven, begint dat niet een beetje uit de hand te lopen?'