De komaf van studenten speelt nog steeds een rol in hun studiekeus en ook in hun verdere studieloopbaan. Studenten uit lagere milieus werken harder om dezelfde resultaten te boeken als degenen die uit hogere milieus
afkomstig zijn.
Dat blijkt uit het onderzoek `Verder studeren' van de Amsterdamse onderzoeksinstituten SCO/Kohnstamm en SEO. De onderzoekers hebben onder meer ruim vier jaar lang de studieloopbaan gevolgd van 2400 studenten die in 1991 aan een studie begonnen.
Bijna iedereen die in 1991 een middelbare-schooldiploma haalde, van welke afkomst dan ook, is gaan studeren. Maar studenten uit hogere milieus kiezen vaker voor de hoogste vervolgstudie. Vwo'ers van gegoede afkomst, bijvoorbeeld, gaan veelal naar de universiteit, terwijl vwo'ers van lagere komaf
nogal eens voor het hbo kiezen.
Ook verderop in de studieloopbaan doet de sociale achtergrond ertoe. Studenten uit hogere milieus doen minder om dezelfde resultaten te halen. Zij geven zichzelf van tevoren meer kans hun diploma te halen, denken dat sneller te doen, maar steken minder tijd in hun studie.
De invloed van sociaal milieu neemt wel af. Dat blijkt uit een vergelijking met onderzoeksgegevens uit 1982. Toen kozen kinderen van laag opgeleide ouders minder vaak dan in 1991 voor een studie in het hoger onderwijs.
SCO/Kohnstamm en SEO onderzochten ook de invloed van financiële factoren. Vragen als 'hoeveel verdien ik als ik meteen ga werken?' en 'hoeveel ga ik verdienen na een studie?' blijken duidelijk een kleinere rol te spelen in de studiekeus dan in 1982.
Ook veranderingen in de studiefinanciering hebben niet veel invloed, voorspellen de onderzoekers. Ze gingen na wat er zou gebeuren als de basisbeurs zou worden omgezet in een lening. Dat zou maar een paar procent van de studenten afschrikken. Kinderen uit lagere milieus blijken het meest gevoelig voor zo'n maatregel.
Uit het onderzoek van SCO/Kohnstamm en SEO blijkt verder dat één op de drie studenten terugkomt op zijn aanvankelijke studiekeus. Maar slechts een klein deel van hen haakt ook echt af. De meesten zwaaien om naar een andere studie. Van de universitaire eerstejaars uit 1991 was vier jaar later maar
zes procent zonder diploma afgehaakt. Aan de hogescholen was dat twaalf procent.
Het onderzoek bevestigt de gegevens die het CBS en de vereniging van universiteiten VSNU een paar weken geleden openbaar maakten. Ook uit die cijfers bleek dat het rendement van afzonderlijke opleidingen weliswaar niet hoog is, maar van het hoger onderwijs als geheel wel. 'Het probleem in het hoger onderwijs is niet zozeer dat er weinig studenten een diploma
halen', concluderen de Amsterdamse onderzoekers nu, 'maar dat
ze er lang over doen.'
Dat vindt minister Ritzen ook, zei die toen hij het rapport in ontvangst nam. Hij noemde het rapport 'een compliment voor het Nederlandse onderwijs', maar vond het aantal omzwaaiers 'te veel'. Hij wil bevorderen dat hoger en voortgezet onderwijs meer gaan samenwerken, bijvoorbeeld door docenten uit te wisselen. Zo zou de aansluiting verbeterd kunnen worden en
kunnen verkeerde studiekeuzes voorkomen worden.