De U-raad heeft vorige week ingestemd met de oprichting van het Cornelis J. Drebbel Researchinstituut voor Systeemtheorie en Systeemtechniek. Deelnemende faculteiten in het nieuwe instituut zijn Elektrotechniek, Werktuigbouwkunde, Toegepaste Wiskunde en Informatica. Penvoerende faculteit is EL, wetenschappelijk directeur prof.dr.ir. J. van Amerongen.
De naam van het instituut verwijst naar de technische duizendpoot Cornelis J. Drebbel (1572-1633), Nederlands instrumentmaker, natuurkundige en uitvinder. Drebbel verbleef lange tijd aan het Praagse hof van Rudolf de Tweede en later in Engeland. Hij bouwde microscopen, projectieapparaten, een broedmachine met thermostaat en een heuse onderzeeboot met luchtverversingssysteem die op de Theems drie uur onder water heeft gevaren.
Het Drebbelinstituut bundelt onderzoeksactiviteiten van een aantal Twentse groepen op het gebied van 'systems engineering'. Kenmerkend voor 'systems engineering' is dat bij het ontwerpen van complexe systemen het totale systeem in een geïntegreerde interdisciplinaire aanpak wordt ontworpen.
Het doel van deze benadering is een systeemontwerp waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de vrijheidsgraden bij het uitwerken van zowel proces als besturing. De aanpak leidt tot synergie; het systeem komt tot prestaties die zonder systeemaanpak onmogelijk waren geweest.
Een typisch voorbeeld van zo'n synergetische aanpak is mechatronica. Maar ook andere, meer 'klassieke' disciplines hebben hun inbreng, zoals systeem- en besturingstheorie, meet- en regeltechniek, computertechniek, geïntegreerd ontwerpen en werktuigbouwkundige automatisering.
Binnen het nieuwe onderzoekprogramma brengen de deelnemende faculteiten de programma's systeemtheorie, systeemtechniek, mechanische systemen en computersystemen in. Daarnaast zijn er specifieke 'autonome' samenwerkingsprogramma's zoals het demonstratieproject MART (Mobiele Autonome Robot Twente). De totale onderzoeksinspanning bedraagt zo'n 35 fte (1994).
Het Drebbelinstituut moet al deze multidisciplinaire onderzoeksactiviteiten bevorderen door betere coördinatie en daadkrachtiger besluitvorming. De gebundelde aanpak zal, zo is de hoop, het aantrekken van tweede en derde geldstroom vergemakkelijken. Het instituut krijgt ook een onderwijstaak, met name in het opleiden van aio's en mechatronisch ontwerpers.
Het nieuwe instituut is een voortzetting van het Mechatronica Research Centrum Twente (MRTC). Daarnaast vormt het Drebbelinstituut het UT-samenwerkingsverband binnen de landelijke onderzoeksschool voor systeemtheorie en regeltechniek DISC. Ook streeft men naar projecten met Europese partners. Het instituut moet uitgroeien tot een Europees topcentrum.
DeeltijdhoogleraarDe faculteit Technische Natuurkunde krijgt een bijzondere leerstoel Toepassingen van de Reologie. Dat heeft de U-raad vorige week besloten. De deeltijdleerstoel - één dag in de week vooreen periode van zes jaar - wordt gefinancierd door de Stichting Universiteitsfonds Twente.
De bijzondere leerstoel wordt ondergebracht bij de bestaande leerstoel Reologie, een deelgebied van vloeistoffysica. De nieuwe hoogleraar zal zich gaan toeleggen op kortlopend toepassingsgericht reologisch onderzoek op het terrein van de procestechnologie en materiaalkunde van chemische, cosmetische, farmaceutische, huishoudelijke en levensmiddelenproducten.
Het gaat daarbij vooral om de relatie tussen fysisch-chemische aspecten van stoffen en eigenschappen van hun microstructuur zoals die tot uiting komen in specifiek stromingsgedrag. De vestiging van de bijzondere leerstoel moet volgens het structuurrapport gezien worden als een 'structurele uitwerking' van bestaande samenwerking met de industrie (o.a. Unilever).
Bezwaar beurzenVijf tweedejaars studenten werktuigbouwkunde maken bezwaar tegen de uitgifte van eerstejaarsbeurzen. Ze vinden de beurzen in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat zij zelf spontaan voor een studie aan de UT hebben gekozen. Bovendien vrezen ze dat de beurzen uit de eerste-geldstroommiddelen worden betaald, waardoor de voorzieningen voor andere lichtingen in gevaar komen.
Dit schrijven de vijf in een brief aan het college van bestuur. 'We willen in principe voorkomen dat het volgend jaar weer gebeurt', zegt briefschrijver Tom van Elst. 'We balen er gewoon van. Als we een jaar later waren begonnen, waren we ook in aanmerking gekomen voor een beurs.'
Volgens Trijntje Kamst, directeur van het Universiteitsfonds, is er geen sprake van dat de beurzen uit de eerste-geldstroommiddelen worden betaald. Het geld komt van het bedrijfsleven.
Het college zegt te begrijpen dat het geven van beurzen reacties losmaakt bij studenten die al gekozen hebben voor een studie aan de UT, maar hoopt wel dat een beurzensysteem niet demotiverend werkt. 'Het zou juist motiverend moeten werken', aldus het college in een antwoord aan de vijf studenten. 'Wij verwachten niet dat de beurs een lokkertje is om te beginnen met een opleiding aan de UT. Toekomstige studenten zijn wijs genoeg om in te zien dat de beurs een steun in de rug is en niet kostendekkend voor de hele opleiding of zelfs het eerste jaar.' Tot slot geeft het college nog een contactpersoon, die alle vragen over het beurzenstelsel kan beantwoorden.
Van Elst vindt de reactie van het college 'een beetje flauw'. Als de beurzen geen lokkertje zijn, wat is dan hun doel, vraagt hij zich af. Toch laten de vijf studenten het hierbij. Ze zoeken het met hun bezwaar niet hogerop.