Jonge academici hebben vorig jaar weinig moeite gehad om werk te vinden. Dat blijkt uit een onderzoek van de Utrechtse universiteit. Maar bèta's kregen niet vaker een baan dan alfa's.
Een jaar na het doctoraalexamen is slechts 3,5 procent van de afgestudeerden werkloos, zo blijkt uit het Utrechtse onderzoek. Dat cijfer laat zien dat academici op dit moment goed aan de bak komen.
Toch kregen veel afgestudeerden geen droombaan in de schoot geworpen. Ruim een op de drie alfa's en gamma's werkte al voor hun afstuderen. Volgens de onderzoekers was dat ook nodig, want al in de eerste 'echte' baan is werkervaring vaak vereist. Bovendien moeten velen in het begin genoegen nemen met werk beneden hbo-niveau, en wordt er het eerste jaar veel van baan gewisseld. Na één jaar heeft 88 procent betaald werk; en in vijf op de zes gevallen is dat dan een baan op hbo- of wo-niveau.
Aan het Utrechtse onderzoek, volgens de universiteit zelf het grootste tot nu toe in zijn soort, werkten 2366 mensen mee - driekwart van alle afgestudeerden uit 1995/'96.
De markt voor de medici is het best: niemand is werkloos, afgestudeerden hoefden maar een maand naar werk te zoeken, en dat werk sluit goed aan bij de studie. Ook gammastudenten - van juristen tot en sociale wetenschappers - vinden massaal werk (92%), maar ze doen er wel meer moeite voor. Alfa's moeten het meeste water in de wijn doen, en toch heeft een jaar na afstuderen maar 83 procent betaald werk.
Opmerkelijk is dat de bèta's nog minder vaak (80 procent) betaald werk hebben. Al is dat wel vaker werk op hbo- of wo-niveau, dit lage cijfer lijkt in strijd met het veel verkondigde `tekort' aan bèta's. De verklaring moet zijn dat Utrecht een groot contingent aan geologen, biologen en milieukundigen telt. Uit ander onderzoek was al bekend dat juist in die opleidingen een fors overschot aan afgestudeerden bestaat.