De student, zegt Gellekink met stelligheid, is met het plan nóg slechter af dan met het huidige prestatiebeurs-stelsel. In het eerste jaar wordt de beurshoogte weliswaar verdubbeld, 'een lokkertje voor de korte termijndenkers onder de aspirant-studenten', maar het jaar daarna kan die al lager uitvallen. Daarna moet de student lenen of hopen op een sponsor.
Om daarvoor te rekenen op het bedrijfsleven noemt hij een luchtbel: 'Hét bedrijfsleven, als groep, bestaat helemaal niet en is dus niet aanspreekbaar. Bedrijven zullen zich bovendien niet lenen voor het structureel opvangen van de zoveelste ordinaire bezuiniging van Haagse zijde.'
VSNU en hbo-raad denken dat het hoger onderwijs door de prestatiebeurs minder toegankelijk is geworden. Hun stelsel zou de drempelvrees van scholieren verlagen. Gellekink ziet dat anders. De huidige instroomcijfers, gecorrigeerd voor demografische ontwikkelingen, zouden niet wijzen op een beperktere toegankelijkheid. Wel kiezen scholieren vaker voor het hbo en minder vaak voor studies die als 'moeilijk' te boek staan. 'Vooral de tu's zitten wat dat betreft in de hoek waar de klappen vallen.' Maar het voorstel van de hoger onderwijsinstellingen zal dit probleem volgens hem zeker niet verhelpen.
Kaasschaaf
Gellekink pleit daarom voor een gedifferentieerd stelsel van studiefinanciering. Universitaire studenten zouden een hogere beurs en een langere beursduur moeten krijgen dan hbo-studenten. Daarnaast moet de studiefinanciering rekening houden met factoren als zwaarte van de studie en het belang dat potentiële werkgevers aan de opleiding hechten. Om te voorkomen dat hierdoor 'Oud-Keltisch en aanverwante curiositeiten' uit de boot vallen kan een correctiefactor worden ingevoerd.'
Een voortgangsprikkel vindt hij prima. Afhankelijk van de mate waarin de diploma-termijn is overschreden zou de student een deel van de beurs moeten terugbetalen. 'Een kaasschaaf dus, in plaats van een valbijl.' Daarnaast vindt hij dat best overwogen kan worden kinderen van ruimverdienende ouders geen beurs te geven. 'Gelijkheid voor allen is immers een van de oorzaken van de relatief hoge kosten van het huidige stelsel.'
Moeilijk
De SRD constateert dat een nominale student er in het stelsel van VSNU en hbo-raad per maand honderd gulden op achteruit gaat. Wie is aangewezen op een aanvullende beurs is nog slechter af. Daarop kan slechts twee jaar aanspraak worden gemaakt.
Het gelijktrekken van de beurs voor uit- en thuiswonenden leidt er volgens de vakbond toe dat scholieren veel vaker dan nu thuis blijven wonen en een studie dichtbij het ouderlijk huis kiezen. Voor de UT, een van de minst regionale universiteiten van Nederland, zou dit zeer nadelig zijn.
Omdat de toekenning van studiefinanciering voor latere jaren is gekoppeld aan de prestaties in het eerste jaar, verwacht de SRD dat het stelsel zalleiden tot (nog) minder animo voor als 'moeilijk' te boek staande studies. Ook het activisme onder eerste- en tweedejaars komt hierdoor onder druk te staan.
Verder vindt de studentenvakbond het 'vreemd' dat aan de toekenning van de beurs van tienduizend gulden voor het eerste jaar geen enkele voorwaarde of voortgangseis is verbonden. 'Wat belet een student om het geld te innen en vervolgens een jaar te gaan werken', vraagt de bond zich af.