Universiteiten huiverig voor bevlogenheid

| Redactie

De opening van het academisch jaar ging dit jaar niet gepaard met schimpscheuten aan het adres van de politiek. Dat was ook niet te verwachten. De universiteiten besloten een jaar geleden niet langer te mopperen. Voortaan zouden zij de politiek bestoken met 'nieuwe visies'. Argwaan jegens diezelfde - op bezuinigingen gespitste - politiek speelt hen echter nog steeds parten. Daarom, zeggen universiteitsbestuurders, 'moeten we oppassen voor nieuwe bevlogenheid.'

De politieke partijen schrijven aan hun verkiezingsprogramma's voor 1998. Minister Ritzen legt de laatste hand aan het Hoger Onderwijs- en Onderzoek Plan (HOOP) waarin hij het kabinetsbeleid voor de komende twee jaar uiteenzet. En de commissie-Hermans werkt aan een advies over de toekomst van de studiefinanciering, dat dit najaar moet verschijnen. Het zal in al die rapporten en programma's met name gaan over de vraag wie in de toekomst wat betaalt voor hoger onderwijs. Hoe veel moeten studenten bijdragen en waar heeft de overheid nog geld voor over? In hoeverre mag van de universiteiten verwacht worden dat ze de markt op gaan?

Voor de universiteiten komt het er nu op aan. Tot vorig jaar deden zij niet meer dan afwachten wat de politiek over hen afriep. Daardoor werden zij voortdurend in de verdediging gedrongen. Het steeds weer herhaalde 'nee' tegen de politiek had echter nauwelijks nog zeggingskracht. Dat moest anders. Voortaan zouden zij met eigen plannen de politiek bestoken. Het lukt de universiteiten echter maar niet het eens te worden over hun voorstellen. Dat maakt het niet eenvoudig om de politiek te overtuigen.

Rem

Hoe veel moeite het de universiteiten kost tot overtuigende plannen te komen, blijkt uit de interne stukken van een VSNU-werkgroep over de verhouding tussen universiteiten en overheid. De werkgroep moest tot een 'nieuwe visie' komen. In december 1996 bespraken alle universiteitsvoorzitters van Nederland een eerste aanzet voor een rapport. Ze stonden stevig op de rem. Een deel van hen was 'huiverig voor nieuwe bevlogenheid', meldt een vertrouwelijk verslag, 'vanwege het risico dat de overheid dat aangrijpt om te bezuinigen.' De werkgroep werd op het hart gedrukt: 'Oppassen met het woord 'nieuw'. Beter: 'bijstellen' en 'aanpassen'.'

Onderdeel van de mei-versie van zestien pagina's was een openhartige analyse van de huidige verhouding tussen overheid en universiteit. Beide partijen zijn nog niet helemaal gewend aan de nieuwe situatie. Maar de trend is duidelijk: de markt krijgt meer en meer invloed. De nieuwe rol van de overheid ten aanzien van de universiteiten is die van 'contractpartner'. Dat stond er helder en duidelijk. Zó duidelijk dat de verzamelde universiteitsbestuurders er nogal van schrokken. Hoe zeer de analyse ook deugt, sputterden zij, als we dat zo opschrijven, wekken we de indruk dat we de opmars van de markt toejuichen. En dat wisten zij zo net nog niet.

'Afnemers' van onderwijs -studenten dus- moeten een 'kostendekkende prijs' betalen, zo viel daarnaast in de mei-versie te lezen. De universiteiten bepalen de hoogte van het collegegeld en de overheid springt bij door studenten (deels) te subsidiëren. Als de overheid méér van een universiteit wil, moet zij daar apart een contract over sluiten. Ook deze ideeën werden op tegenwerpingen onthaald.

'Alles wat de VSNU opschrijft', waarschuwde een topambtenaar van het onderwijsministerie ten slotte in juni, 'kan in een kabinetsformatie tegen haar gebruikt worden.' Hij gaf er een voorbeeld bij: als de VSNU de vrijheid bepleit om hogere collegegelden van studenten te vragen, zal de politiek meteen opperen dat extra geld in te houden op wat de universiteiten van de overheid krijgen.

Het scheelde niet veel of de werkgroep had besloten de hele notitie maar te vergeten. Dat wilde voorzitter Meijerink niet laten gebeuren. Half juli verscheen het uiteindelijke rapport, een pamflet van zeven velletjes. Dat bevatte een beetje peptalk ('het gaat goed met het Nederlandse hoger onderwijs!') veel 'aanpassen' en heel weinig 'nieuw'.

Inmiddels is er tussen de universiteiten ook diepgaande onenigheid ontstaan over een gezamenlijke aanpak van het onderzoeksbeleid. Opnieuw speelt achterdocht ten aanzien van de overheid een belangrijke rol. Zo lang die niet verdwijnt, hoeven er van de universiteiten geen invloedrijke, bevlogen visies verwacht te worden.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.