Er is reden tot 'grote zorg' over de drie opleidingen elektrotechniek in Nederland. Niet over hun kwaliteit - ze zijn 'van hoog niveau' - maar over het sterk dalende aantal studenten dat ze trekken. Twente doet het net iets beter dan de tu's van Eindhoven en Delft.
Dat is de conclusie van een visitatiecommissie die dit voorjaar de elektrotechnische opleidingen van Delft, Eindhoven en Twente onder de loep nam. De afgelopen tien jaar is het aantal eerstejaars gehalveerd, tot 350 in 1996. De commissie noemt dat 'bedreigend voor de Nederlandse activiteiten in een vakgebied met een grote economische betekenis.
De opleidingen zelf kunnen daar vrij weinig aan doen, erkent de commissie. Toepassingen van elektrotechniek zijn zo alomtegenwoordig in de samenleving dat ze onzichtbaar geworden zijn en niet meer tot de verbeelding van aanstaande studenten spreken. Daarnaast heeft de studie het imago zwaar en abstract te zijn.
Toch denkt de commissie dat er meer studenten getrokken kunnen worden. Met name het 'bedroevend lage' aantal vrouwen (van twee procent in Twente tot vijf in Delft) kan omhoog. In Vlaanderen is het tenslotte ook gelukt om dat aantal op te trekken tot tien à vijftien procent.
De drie opleidingen moeten in ieder geval ook zorgen dat meer studenten op tijd hun diploma halen. Ongeveer de helft van de studenten haalt in twee jaar zijn propedeuse, driekwart heeft na zes jaar zijn doctoraal op zak. Veel te weinig, oordeelt de commissie.
Er is enige hoop dat deze cijfers verbeteren als de vierjarige studies geheel vervangen zijn door vijfjarige. Dat proces is nu gaande. Alleen in Eindhoven lost dat niet veel op, vreest de commissie. De propedeuse van het vijfjarige programma is daar even zwaar als die van het vierjarige, veel `knelvakken' zijn blijven bestaan en het practicumrooster veroorzaakt nog
steeds veel vertraging.
Op de kwaliteit van het onderwijs heeft de commissie weinig aan te merken. Alle drie opleidingen zijn 'van hoog niveau'. Twente doet het nog net iets beter dan de twee anderen. De commissie is er bijvoorbeeld zeer over te spreken dat driekwart van de Twentse studenten een stage in het buitenland
loopt. Het belangrijkste punt van kritiek in Twente is de abrupte overgang van blokonderwijs in de propedeuse naar `gewoon' onderwijs in het doctoraal. Die leidt tot 'terugval in het studietempo'.
De meeste kritiek is er voor Eindhoven. Behalve op het nieuwe, vijfjarige programma heeft de commissie ook aanmerkingen op het gebrek aan samenhang tussen de vakken. Net als in Delft sluiten de niet-elektrotechnische vakken (zoals natuurkunde) maar matig op de studie aan. Maar in Eindhoven 'schiet'
daarnaast ook de samenhang tussen de elektrotechnische vakken onderling 'duidelijk tekort'.
De Delftse opleiding besteedt volgens de commissie te weinig aandacht aan informatietechnologie. Ook moet Delft meer studenten naar het buitenland sturen. En het wetenschappelijk gehalte van de afstudeerrichting productiebeleid moet omhoog; het afstudeerwerk in deze richting is te veel gericht op het bedrijfsleven en te weinig op wetenschappelijke kwaliteit.