Twee jaar lang wordt er inmiddels gewerkt met het 'nieuwe' bijdragenbeleid op de campus. Dit houdt in dat er een campuskaart-kortingkaart is die korting geeft op het gebruik van accommodaties. Een gebruiker met campuskaart krijgt op die bijdrage een korting, die de gebruiker zonder campuskaart niet krijgt. Het verschil met het oude bijdragenbeleid is de mogelijkheid tot gebruik zonder campuskaart. Uit oogpunt van gelijkheid vond men indertijd dat ook niet-campuskaart-houders van de faciliteiten gebruik moesten kunnen maken. In het oude beleid kon van alle accommodaties gebruik gemaakt worden indien met in het bezit van een campuskaart was.
Vraagstelling van het onderzoek was of het huidige bijdragesysteem goede voorwaarden biedt om actief te worden op de campus. Dit resulteerde in een aantal concrete aanbevelingen die in de Raad voor de Campusvoorzieningen en in de onderhandelingen met het College van Bestuur naar voren zullen worden gebracht.
De prijsverlaging is het eerste punt van aanbeveling. Als de kaart negentig gulden gaat kosten, geven veel meer studenten aan bereid te zijn de kaart te kopen. Bovendien wordt zo de concurrentie met (sport-) verenigingen in de stad verminderd. De individuele gebruikerspassen voor bijvoorbeeld het zwembad en het krachthonk zouden meer gepromoot moeten worden omdat weinig studenten van het bestaan blijken te weten. Ook de restitutiemogelijkheden voor ouderejaars studenten zouden beter bekend moeten worden gemaakt. Nu schaffen veel oudere jaars studenten in hun laatste jaar de kaart niet meer aan. Dat kan hiermee voorkomen worden.
Snackbar
Op de vraag welke faciliteiten er op de campus worden gemist, werd een squashbaan het meest genoemd, direct gevolgd door een snackbar. Het wensenlijstje van studenten werd nog aangevuld met zaken als fietsenmaker, ijsbaan, pasfotohokjes, yoga en openbare sauna. Maar, met uitzondering van de squashbanen, worden die wensen niet overgenomen door de Alliantie.
Het splitsen van de campuskaart in een sport- en een cultuurkaart blijkt op praktische bezwaren te stuiten. Bovendien zouden zulke afzonderlijke kaarten niet (veel) goedkoper gemaakt kunnen worden dan de geïntegreerde kaart. Een andere aanbeveling uit het onderzoek is het aanhalen van banden met faculteiten om zo tebewerkstelligen dat studenten meer binding hebben met het campuscentrum. Het integreren van de campuskaart met het Cultureel JongerenPaspoort (CJP) of de EnschedePas (E-pas) is blijkbaar geen verbetering die in een behoefte voorziet.
Relatied duur
Op de discussieavond stond met name de vraag centraal of met het verlagen van de prijs voor de campuskaart het solidariteitsprincipe waar de kaart op is gebaseerd niet teveel wordt losgelaten. Verenigingen krijgen faciliteiten, op voorwaarde dat hun leden een campuskaart hebben. Daarnaast moet voor de meeste verenigingen contributie worden betaald. Niet alle voorzieningen zijn echter even duur, waardoor relatief dure activiteiten worden betaald door deelnemers aan goedkopere activiteiten. Als de prijs van de campuskaart wordt verlaagd worden aan de ene kant meer studenten actief op de campus, aan de andere kant worden de prijsverschillen tussen verenigingen groter. De Alliantie zoekt het compromis ergens in het midden en laat dus het solidariteitsbeginsel los.