'Wetenschap is een ander woord voor vrijetijdsbesteding van overtollige intellectuelen die gek zouden worden als ze moesten leven met de gedachte dat ze overtollig zijn.' Aldus constateert Maarten Koning in Het Bureau.
U kent het Bureau. Meneer Beerta en Vuile Handen heeft u verslonden, en nu zit u ergens middenin Plankton. U heeft uw werkomgeving erin herkend, de collega's waarmee u daar verkeert. En vooral, u bent uzelf erin tegen het lijf gelopen, uw eigen onbeholpenheid. En daarom geniet u zo van deze meesterlijke roman.
Voskuil tekent het wetenschappelijk bedrijf. Tekent afdelingshoofden die altijd een formatieplaatsje meer moeten hebben dan hun collega, commissieleden die als het erop aankomt zich achter elkaar verschuilen, congressen waar de gevestigde orde achter het panel de dienst uitmaakt, onderzoekers die staande op hun overladen bureau met een melkglas een hommel proberen te vangen, kortom mensen die voortdurend onzeker zijn van zichzelf, over hoe ze met hun medemens moeten omgaan, en die dat, elk op z'n eigen wijze, proberen te maskeren. Wetenschap dat gaat om zeker weten, harde feiten gebaseerd op eenduidig interpreteerbare gegevens. Ja, zo luidt de theorie. Maar onder al die wetenschap ligt een beerput van vertwijfeling.
Schitterend boek dus. Alleen dr. J.Th.W.A. Werdmöller is het daar niet mee eens. 'Voskuil misbruikt zijn schrijftalent,' zo schrijft hij in de NRC. Hij betwist daarbij niet dat het door Voskuil geschetste beeld juist is, althans voor wat betreft de Volkskunde in de tijd waarin de roman geplaatst is, maar stelt niettemin dat de auteur dit niet had mogen schrijven. Want 'mijnheer Voskuil' vormde jarenlang een autoriteit in zijn vakgebied. En zijn ganse bijdrage aan de wetenschap is eensklaps waardeloos geworden nu hij als emeritus schrijft zijn eigen vak, zichzelf en zijn medewerkers niet serieus te willen nemen.
Werdmöller heeft het niet begrepen. Ik mag hopen dat iedere wetenschapper op weg naar een congres weleens stilstaat bij de gedachte dat dit toch eigenlijk 'holle gewichtig doenerij op kosten van de gemeenschap is', dat iedere promovendus beseft dat zijn boekje straks in een boekenkast belandt om nooit meer opengeslagen te worden, dat de dorsvlegel in je handen pas echte arbeid is. Nou wat! Onzekerheid, over jezelf en over je vakgebied, is de cultuuraarde van een hele geschiedenis wetenschap. Wie de twijfel ontbeert, die mist zelfreflectie, die lijdt aan bewustzijnsvernauwing, en die zal dientengevolge nooit tot grote daden komen.
Toch is Werdmöller net als iedere andere lezer. Ook hij heeft zich in de roman herkend. Hij is Bart ten voeten uit. Sla het boek er nog maar eens op na. Zelfs de titel van zijn artikel is uit de mond van Maarten's medewerker ontleend. In januari verschijnt het volgende deel. Ik ben nu al benieuwd hoe het Werdmöller verder zal vergaan.