De universiteiten vinden dat zij recht hebben op ruim dertig miljoen gulden die nu nog naar de academische ziekenhuizen gaan. Dat geld is bestemd voor uitkeringen aan ontslagen personeel.
Begin jaren negentig heeft minister Ritzen de universiteiten en de academische ziekenhuizen een gezamenlijk bedrag gegeven om de kosten van wachtgelden (uitkeringen aan ontslagen werknemers) te dekken. Er zijn destijds onderlinge afspraken gemaakt over de verdeling van dat geld. Maar die pakken onrechtvaardig uit, zeggen de universiteiten nu, en daarom
moeten ze worden herzien.
De academische ziekenhuizen weigeren echter over nieuwe afspraken te praten. De vereniging van universiteiten VSNU heeft de zaak daarom aan Ritzen voorgelegd. Die moet het gezamenlijke budget anders verdelen, stelt de VSNU voor: de ziekenhuizen 34 miljoen gulden minder, de universiteiten 34
miljoen meer.
De universiteiten zijn de afgelopen jaren gekrompen, voert de VSNU onder meer aan, terwijl de ziekenhuizen zijn gegroeid. De universiteiten hebben dus meer reden gehad mensen te ontslaan en `met wachtgeld te sturen'. Daarnaast hebben ze veel meer tijdelijk personeel, en ook dat leidt automatisch tot wachtgelders.
De universiteiten geven al jaren meer geld aan wachtgeld uit dan zij er van minister Ritzen voor krijgen. In 1995 was het tekort vijftig miljoen gulden. Intussen houden de ziekenhuizen geld over. Volgens de VSNU, de vereniging van universiteiten, gaat het om 'tientallen miljoenen', en dat is haar een doorn in het oog.