Per jaar krijgen de universiteiten dertig miljoen gulden van minister Ritzen voor steun aan studenten die buiten hun schuld studievertraging hebben opgelopen. Maar uit intern onderzoek van de de vereniging van universiteiten, de VSNU, blijkt dat waarschijnlijk slechts de helft is opgegaan aan zulke steun. De andere vijftien miljoen is besteed aan andere doelen of in de financiële reserves terechtgekomen.
Het geld is bedoeld voor studenten die niet op tijd afstuderen of de tempo- of prestatienorm missen. Als hun vertraging veroorzaakt wordt door `bijzondere omstandigheden' moet een universiteit helpen te voorkomen dat studenten een hoge studieschuld oploopt. Zo'n omstandigheid kan bijvoorbeeld
ziekte of bestuurswerk zijn.
De VSNU vertrouwt de uitkomst van haar eigen onderzoek maar nauwelijks. In een brief aan minister Ritzen noemt ze het cijfer van vijftien miljoen dan ook niet. De vereniging schrijft slechts dat het 'uiterst problematisch' is gebleken precieze cijfers te achterhalen, omdat universiteiten het
afstudeergeld vaak niet als aparte post in de boekhouding opnemen. De universiteiten beloven nu dat voortaan wel te doen.
De cijfers over de afgelopen jaren weerspreken de voorspelling die de VSNU zelf drie jaar geleden deed. VSNU-directeur Van Eijkern waarschuwde toen dat de kosten van afstudeersteun tot boven de honderd miljoen gulden per jaar zouden oplopen. De studentenbonden LSVb en ISO hebben daarentegen herhaaldelijk het vermoeden uitgesproken dat de universiteiten geld
overhouden.
Ook nu weer verwacht de VSNU dat de kosten van afstudeersteun de komende tijd snel zullen stijgen. Haar cijfers hebben namelijk betrekking op de jaren tot en met 1995, terwijl in september 1996 de wettelijke regels over afstudeersteun zijn verruimd. Sindsdien hebben bijvoorbeeld ook studenten die vertraagd zijn door obstakels in het onderwijsprogramma recht op steun.
Daarnaast krijgen de universiteiten over een paar jaar te maken met de gevolgen van de prestatiebeurs. Daardoor moeten studenten die niet binnen zes jaar afstuderen drie jaar beurs (ruim 15.000 gulden) terugbetalen. Geschat wordt dat tien procent van alle afstudeerders een beroep zal doen op `bijzondere omstandigheden' en recht heeft op een vergoeding.
De universiteiten komen dan maar net uit met hun dertig miljoen.
Uit een onderzoek van de twee studentenbonden bleek vorige week overigens dat de universiteiten de afstudeerregels die sinds september van kracht zijn nogal krenterig uitleggen. Geen enkele universiteit voldoet aan de eisen van de wet. Dat wijten de universiteiten vooral aan de wet zelf: die is onduidelijk. Daarom moet Ritzen nu eerst helderheid scheppen
over 'wat de wet precies bedoelt', schrijven de universiteiten aan de minister.