drastisch veranderen.
De vaste staf werd ouder en een fors deel nadert nu het pensioen. Dat biedt kansen voor de aio's en ander tijdelijk personeel. Maar nu dreigt de situatie door te slaan naar het andere uiterste: de pensioengolf wordt zó massaal, dat er zelfs een tekort aan jongeren kan ontstaan om de vrijgekomen
plaatsen in te nemen.
De vergrijzing van de vaste staf is het duidelijkst te illustreren aan de ruim tweeduizend hoofddocenten. In 1990 was maar 30 procent van hen ouder dan vijftig. Ze bleven bijna allemaal zitten, en zes jaar later is nu ruim de helft (53 %) vijftig-plusser! Het aandeel zestigplussers steeg zelfs van 10 naar 24 procent.
Iets anders gebeurt er met de aio's, het wetenschappelijke voetvolk. Hun totale aantal slonk in vier jaar van 5150 tot 4450. Intussen zakte de jaarlijkse instroom zelfs van 1500 naar rond de duizend. Op die manier zakt het totaal binnenkort onder de vierduizend.
Om een idee te krijgen van het vervangingsprobleem: tegenover elke tien wetenschappers boven de vijftig stonden ooit zo'n 15 aio's. Nu zijn dat er nog maar zeven!