Het huidige studiefinancieringsstelsel moet op de helling. Het is in de loop der tijd veel te ingewikkeld geworden en met name de prestatiebeurs is een struikelblok voor ontwikkelingen die in de toekomst onvermijdelijk zullen blijken te zijn.
Dat stelt het `college toekomst studiefinanciering' in een tussentijdse rapportage. Dit college - met als voorzitter de Friese commissaris van de koningin Hermans - moet minister Ritzen adviseren over de toekomst van het stelsel. Ritzen zelf had, toen het college aan het werk ging, nog laten weten dat het huidige stelsel volgens hem 'goed voldoet'. Hermans en de zijnen schrijven daarentegen dat het 'voor de toekomst niet
toereikend' is.
Aan een toekomstig stelsel worden uiteenlopende eisen gesteld, schrijft het college. Het moet studenten in staat stellen de kortste weg naar een beroep te kiezen, maar ook ruimte bieden voor allerlei afwijkingen van voorgeschreven studieroutes -bijvoorbeeld door leren en werken af te wisselen- zonder dat studiefinancieringsregels hen dat verhinderen.
Het huidige stelsel kan dat niet. Met name de prestatiebeurs is volgens het college-Hermans een hindernis. Deze maatregel, nog niet eens een jaar van kracht, dwingt studenten binnen zes jaar af te studeren. Wie dat niet doet, wordt opgezadeld met een grote studieschuld. Daardoor staat de prestatiebeurs de flexibiliteit in de weg die in een toekomstig stelsel nu juist
noodzakelijk is.
Het college beperkt zich in zijn rapport vooralsnog tot het aandragen van `bouwstenen' voor de toekomst. Die lijken deels op wat ook nu al de hoekstenen van het stelsel zijn. Zo denkt `Hermans' dat studenten hun studiegeld in de toekomst deels lenen en deels als beurs krijgen. Het college vindt ook dat in ruil daarvoor studieprestaties mogen worden geëist. En net
als nu zal het in de toekomst 'onontkoombaar' zijn dat ouders
meebetalen aan de studie van hun kinderen.
Het college houdt zich echter nadrukkelijk op de vlakte als het gaat om precieze uitwerkingen. Het neemt bijvoorbeeld geen standpunt in in het debat dat CDA-leider De Hoop Scheffer vorige week ontketende door te opperen dat kinderen van rijke ouders minder of zelfs in het geheel geen beurs meer moeten krijgen. Minister Ritzen heeft al gezegd daar niet afkerig van
te zijn, maar `Hermans' zegt over de vraag hoeveel ouders eigenlijk moeten bijdragen slechts dat dat een 'politieke keuze' is.
Er worden in het rapport ook nieuwere ideeën geopperd. Een daarvan is dat universiteiten en hogescholen betrokken moeten worden bij de studiefinanciering van hun studenten. Dat kan door er afspraken over te maken in een `onderwijscontract' waarin rechten en plichten van studenten zijn vastgelegd. Hoe dat precies moet, zegt het college nog niet.
Het college ziet wel iets in het idee (van onder meer de vereniging van universiteiten VSNU en de HBO-Raad) om studenten vooral in de eerste jaren van hun studie beurs te geven. Als zij pas later in de studie gaan lenen, kunnen ze de risico's daarvan beter overzien. Maar ook hierover zegt het college niet meer dan dat het 'overwogen kan worden'.