De discussienota beschrijft de huidige UT-onderzoeksorganisatie, schetst externe ontwikkelingen, zoals de nieuwe 'diepte-' en 'breedtestrategie' van minister Ritzen, en doet beleidsaanbevelingen. Hoofdlijn van de nota, die in veel opzichten voortbouwt op de nota 'Autonoom en federatief', is verdere profilering van de kansrijkste delen van het UT-onderzoek.
Het UT-onderzoek is in toenemende mate multidisciplinair van aard en daarom steeds meer in interfacultaire onderzoeksinstituten en (landelijke) onderzoekscholen verzelfstandigd. De UT kent nu acht instituten (plus twee in gevorderde staat van oprichting), en neemt deel in 23 (straks 25) scholen, waarvan de UT bij zes (straks acht) penvoerder is. Vooral in de techniek zit veel onderzoek nu in instituten en scholen. Met het in instituten en scholen ondergebrachte UT-onderzoek is 118 miljoen gulden per jaar gemoeid.
De profilering van sterke onderzoekprogramma's gebeurt met name via het UT-speerpuntenbeleid, waarin zowel onderzoekskwaliteitscriteria als strategische instellingsoverwegingen een rol spelen. Speerpunten krijgen een centrale stimulering van een miljoen per jaar voor de duur van vijf jaar.
Op dit moment heeft de UT twee speerpunten - telematica/informatietechnologie (Centrum voor Telematica en Informatietechnologie, ook betrokken bij het nieuwe Technologisch Topinstituut Telematica) en micro-elektronica, sensoren, actuatoren en materiaaltechnologie (onderzoeksinstituut MESA, deze week opnieuw voor vijf jaar door de KNAW erkend als onderzoekschool).
Volgens de nota moet dit jaar nog een derde speerpunt binnen de technische wetenschappen worden aangewezen. Kandidaten zijn procestechnologie (Procestechnologisch Instituut Twente PIT, gerelateerd aan de Onderzoekschool Procestechnologie OSPT), biomedische technologie (BioMedisch Technologisch Instituut BMTI) en materialenonderzoek (Centrum voor Materialen Onderzoek CMO). In de begroting 1998 is al geld gereserveerd.
Afspiegeling
Volgens de nota zal mogelijk in de loop van 1998 een vierde UT-speerpunt worden geselecteerd uit de maatschappijwetenschappen. Kanshebbers zijn het Centrum voor Schone Technologie en Milieubeleid (CSTM) en het Centrum voor Studies van het Hoger Onderwijs Beleid (CSHOB), beiden onderdeel van de landelijke onderzoekschool Nederlandse Onderzoekschool Bestuurkunde (NOB), en het Interuniversitair Centrum voor Onderwijsonderzoek (ICO), een landelijke onderzoekschool waarvan het penvoerderschap in Twente berust.
Ook voor dit vierde speerpunt is in principe geld beschikbaar. Wel moet nog een selectieprocedure worden bedacht. De beoogde drie-op-een-verhouding in speerpunten tussen de twee UT-kernen is volgens rector F. van Vught een 'redelijke afspiegeling' van de verhoudingen tussen die kernen.
Volgens de nota moet de deelname van UT-groepen in landelijke onderzoekscholen aan een kritische sterkte/zwakte analyse worden onderworpen en eventueel heroverwogen. Dit naar aanleiding van de in het Wetenschapsbudget 1997 aangekondigde diepte- en breedtestrategie ten aanzien van de onderzoekscholen. De bedoeling daarvan is om landelijk toponderzoek verder te profileren. Dat toponderzoek zal worden gestimuleerd door geld over te hevelen van de eerste naar de tweede geldstroom, wat waarschijnlijk een gedeeltelijke herverdeling van geld over de universiteiten zal impliceren.
De dieptestrategie behelst het uitbouwen van een beperkt aantal scholen tot centra van universitair toponderzoek. Ritzen wil in totaal honderd miljoen uit de eerste geldstroom vrijmaken om via NWO over tien scholen of programma's te verdelen. Dat zal in twee rondes gebeuren: de eerste (vijftig miljoen voor vijf scholen) is in gang gezet, een tweede volgt in 2001.
Nanolink
Hoewel de spoeling erg dus is (tien scholen) zijn, tegen de wens van Ritzen in, inmiddels 36 plannen van scholen bij NWO voorgedragen voor de eerste ronde. De UT heeft samen met de TU Delft MESA/DIMES naar voren geschoven met het plan Nanolink. Information Processing to the Limits. Het UT-speerpunt telematica kwam niet in aanmerking, want de Onderzoekschool Telematica en Informatietechnologie i.o. (OTI) is nog niet erkend.
De breedtestrategie is gericht op bescherming van bestaand onderzoek. Ritzen wil honderd miljoen gulden aan eerste geldstroom 'oormerken' voor de verbetering van de kwaliteit van het onderzoek in scholen. De universiteiten moeten daarvoor zelf kandidaten aanwijzen. De uitverkoren scholen zullen dan de komende vijf jaar tegen bezuinigingen worden gevrijwaard.
De diepte- en breedtestrategie kosten de UT in eerste instantie 13 miljoen gulden: 6,5 miljoen voor de dieptestrategie en 6,5 miljoen voor de breedtestrategie. De 6,5 miljoen voor de dieptestrategie zou bij de herverdeling - via de eventuele tien miljoen stimulering voor MESA/DIMES - weer terug moeten komen (het betreft in feite een sigaar uit eigen doos). In eerste instantie houdt rector Van Vught rekening met een licht negatief saldo.
De discussienota beveelt aan om in de toekomst de UT-deelname in scholen uit strategische overwegingen zoveel mogelijk te koppelen aan UT-instituten die dan liefst penvoerder moeten zijn. Op die manier kan de UT 'grip' houden op het beleid van scholen. Zo'n heroverweging zal gevolgen hebben voor sommige scholen, aldus rector Van Vught: 'Het komt er op aan onze positie te consolideren en verder te profileren. Dat betekent voor sommige onderzoekscholen een mooiere toekomst dan voor andere. Met name erkende scholen waarvan we penvoerder zijn, willen we in kansrijke positie brengen.'
De UT is bij zes onderzoekscholen als penvoerder betrokken: MESA, CMO, OSPT, ICO, Integrated BioMedical Engineering for restauration of Human Function (IBME) en NOB. Twee aankomende scholen met UT-penvoerderschap moeten nog erkend worden: Integrale Product(ie) Vernieuwing (IPV) en OTI.