De eenzaamheid van de nieuwe ingenieur

| Redactie

Het ingenieursvak bestrijkt een veel groter terrein dan vroeger. De klassieke ingenieur heeft plaatsgemaakt voor een 'nieuwe ingenieur', en die kan even goed arts of bestuurskundige als werktuigbouwkundige zijn. Henk Procee (Studium Generale) schreef een boek dat de nieuwe ingenieur inzicht wil bieden in zijn eigen professioneel handelen.

Het woord ingenieur komt van de Latijnse term ingenium, wat staat voor scherpzinnigheid of vernuft. Slim oplossen van technische problemen is natuurlijk de essentie van het ingenieursvak. Dat neemt niet weg dat het beroep in de loop der tijden sterk van karakter is veranderd.

De eerste ingenieurs werkten voor het leger: zij ontwierpen vestingwerken en perfectioneerden geschut. Later kwamen er civiele ingenieurs, die polders, dijken en bruggen aanlegden. Vanaf de industriële revolutie gingen ingenieurs ook aan de slag met productieprocessen. En recent ook met maatschappelijke problemen: de zogenaamde sociale technologie.

Inmiddels omvat de beroepsgroep artsen, informatici, bestuurskundigen en onderwijskundigen. Vandaar de term nieuwe ingenieur: 'een professional die problemen op zijn of haar terrein aanpakt, verbeteringen probeert aan te brengen, en die dat doet met wetenschappelijke hulpmiddelen'.

Met zijn boek 'De nieuwe ingenieur. Over techniekfilosofie en professioneel handelen' wil Procee vanuit verschillende filosofische invalshoeken de reflectie op de nieuwe ingenieur bevorderen. Wat is zijn manier van werken? Hoe zit het met de relatie tussen wetenschap en techniek? Wat kunnen we zeggen over de kwaliteit van zijn professioneel handelen?

Het boek is bedoeld voor (aankomend) ingenieurs. 'Ik wil hen een spiegel voorhouden.' Dat kwam ook tot uiting in de oorspronkelijke titel: 'De reflexieve ingenieur'. De uiteindelijk verkozen titel is bedacht door de uitgever. Procee heeft er vrede mee, want die titel doet meer recht aan de grote ontwikkelingen die het ingenieursvak heeft doorgemaakt.

Zelfbeeld

Zijn boek, zegt Procee, komt voort uit filosofische verbazing over het verschijnsel techniek (mede in de hand gewerkt door de colleges Denken over Techniek die hij geeft). 'Ik kwam als filosoof/chemicus naar Twente met een academische instelling: ik wilde begrijpen en verklaren. Hier ontmoette ik mensen die problemen oplossen en dingen verbeteren.'

Procee worstelde met de vraag hoe daar als filosoof vat op te krijgen. Met de hem bekende techniekfilosofie kwam je niet ver, want daar komt de vraag hoe dingen te verbeteren niet aan de orde. 'De meeste techniekfilosofie is aangepaste wetenschapsfilosofie. Maar techniek is niet zomaar "toegepaste wetenschap". Het is een ingewikkeld fenomeen dat je in zichzelf moet beschouwen, ook al groeien wetenschap en technologie, net als klassieke en technische universiteiten trouwens, steeds meer naar elkaar toe.'

Procee is kritisch over techniekfilosofie. Er zijn praktijkgerichte ontwerpmethodologieën, maar die hebben een beperkt filosofisch gehalte. Er is ook techniekfilosofie die de relatie techniek-maatschappij beschouwt, maar die is weer eenzijdig (techniek is panacee danwel bron van alle kwaad, zoals bij Heidegger of Ellul) of te algemeen, want zonder oog voor de praktijk. De sociologisch-antropologische benadering van Latour bekijkt juist die praktijk (techniek als uitkomst van onderhandelingsprocessen), maar doet dat volgens Procee 'achter de rug van ingenieurs om'.

Hij maakt zich kwaad over filosofen die het ingenieursvak van buitenaf benaderen, zegt Procee. Hij koos dus een aanpak van binnenuit, van hetzelfbeeld van de ingenieur naar het bredere perspectief. Het scharnier daartoe is het concept van het 'handelen'. Achtereenvolgens komen aan bod: handelen en beslissen, informatie en wetenschap voor de ingenieur, kwaliteit en professioneel handelen, en techniek en cultuur.

Eigenwijs

Ik heb geprobeerd in de huid van de ingenieur te kruipen, zegt Procee. 'Ik wilde recht doen aan de oprechte bedoelingen, de creativiteit en de hartstocht van ingenieurs. Want die spelen zeker een rol. Denk aan de uitvinder van de cd-speler op het NatLab, die eigenwijs zijn idee doorzette al was Philips aanvankelijk amper geïnteresseerd. Wat dreef hem?'

Als het gaat om handelen en beslissen definieert de ingenieur zich volgens Procee als iemand die klussen doet. De klassieke ingenieur bekijkt dat instrumenteel: hij moet een oplossing bedenken voor een probleem dat zijn opdrachtgever of iemand anders op zijn bord legt. De nieuwe ingenieur denkt meer instrumenteel-strategisch: zijn oplossing moet bijdragen aan de concurrentiekracht van zijn bedrijf. In beide gevallen, aldus Procee, is de ingenieur een eenzame solist, ook al werkt hij in een team.

Die eenzaamheid kan worden opgeheven door meer identificatie met de eigen beroepsgroep, via beroepstrots en standards of excellence ('Waarom is er geen Nobelprijs voor ingenieurs?'), en uitbreiding van de relaties met andere actoren, via het voeren van discussies over juistheid en wenselijkheid van technieken. Procee verwijst naar het 'praktijkidee' van MacIntyre en de theorie van het 'communicatieve handelen' van Habermas.

De nieuwe ingenieur heeft een wetenschappelijke ondergrond, en dat werkt door in zijn beroepspraktijk en zelfbeeld. Procee constateert dat net als in de wetenschap het logisch-positivisme dominant is (Hempel: technologie als toegepaste wetenschap). Volgens Procee bieden het kritisch-rationalisme (Popper: techniek als probleemoplossen) en de paradigmatische wetenschap (Kuhn: technologie als specifieke expertise) meer speelruimte.

Ingenieurs zijn over kennis en de vermeende neutraliteit/objectiviteit ervan vaak dubbelzinnig, weet Procee. Ze beperken zich tot de techniek, en laten de rest aan de opdrachtgever over. Procee haalt dat onderuit. Zelfs zuivere kennisverwerving bevat waarden, laat staan probleemoplossen door ingenieurs. 'Wees daar eerlijk over, en let beter op wat je voor je neus geschoteld krijgt.' De maatschappij kan zaken afdwingen met regelgeving, maar beter is het om in plaats van beperkingen juist uitdagingen te 'droppen'. Dat heeft bij milieuvriendelijk ontwerpen goed gewerkt.

Vingertje

De nieuwe ingenieur - tuk op optimaliseren van de werkelijkheid - streeft uiteraard ook naar kwaliteit in zijn professioneel handelen. Maar wat houdt dat in? Procee haalt er de grote ethische tradities bij: de deugdethiek van Aristoteles (een goed mens zijn), de doelethiek van Mill en Bentham (het nuttige doen) en de plichtethiek van Kant (het juiste doen). Bijbehorende instrumenten zijn resp. beroepscodes, stappenplannen voor morele dilemma's en het organiseren van professionele verantwoordelijkheid.

Procee zegt over de relatie tussen techniek en ethiek: 'Vaak is ethiek het waarschuwend geheven vingertje: dit mag niet, dat mag niet. Ethiek gaat echter ook over het realiseren van het goede leven, ook dat van de ingenieur.' Waarden moeten steeds in perspectief worden gezien, via zowel technische normativiteit (je vak goed doen), beroepsmatige normativiteit (je een waardig lid van de beroepsgroep betonen) als maatschappelijk normativiteit (een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij).

Blijft één onopgelost probleem: elk technologisch produkt verandert de samenleving en de cultuur in meer of mindere mate, ten goede of ten kwade.De pil droeg bij aan de emancipatie van vrouwen. Gentechnologie brengt pijnlijke ethische dilemma's voort. 'Techniek is wezenlijk ambivalent.' Daarom, schrijft Procee, zullen de huidige morele maatstaven nooit voldoende zijn voor de beoordeling van techniek. 'Maar het is al heel wat als je vanuit de beschikbare mogelijkheden het juiste probeert te doen.'

Dat brengt Procee op de verhouding van techniek en cultuur. Ingenieurs werken niet in een vacuüm: maatschappij en cultuur benvloeden het professioneel handelen, zoals het werk van ingenieurs op zijn beurt weer doorwerkt in de maatschappij en de cultuur waarin ze werken. Techniek en cultuur hebben dus een intensieve relatie. De vraag is wie wat bepaalt.

Script

Tegenover de extremen van techniekdeterminisme en cultuurdeterminisme kiest Procee in zijn boek voor een wisselwerking tussen techniek en cultuur (interactionisme). De term 'interactie' leent Procee in dit verband van de Duitse filosoof Helmuth Plessner: de mens is volgens Plessner een soort 'knooppunt van processen', volkomen vrij noch volkomen bepaald, boven noch onder techniek en cultuur staand, maar er intrinsiek mee verweven.

Techniek, zegt Procee, verandert de werkelijkheid en de mensen die daar in rondlopen. 'Dat kun je positief of negatief waarderen of eenvoudig als realiteit aanvaarden.' Dat laatste noemt hij in een postindustriële samenleving het beste alternatief. Dat vergt wel een cultuuromslag.

Vaste normen en waarden voor een stabiele werkelijkheid maken plaats voor specifieke 'competenties' in wisselende, onzekere situaties. 'Je hebt als ingenieur steeds minder vaste zekerheden op basis waarvan je kunt beslissen. Dat vereist vertrouwen in jezelf, je vak en de toekomst.'

Een instrument daarbij kan het script zijn, de impliciete 'handleiding' die in ieder stuk techniek verborgen zit en van daar uit de eigen omgeving organiseert (wel te onderscheiden van het regime, de sociaal-economische context waarbinnen technologieën worden ontworpen en functioneren).

Soms is zo'n script bedoeld: de Amerikaanse stedenbouwkundige Robert Moses bouwde in het begin van de eeuw bruggen tussen New York en Long Island die zo laag waren dat er wel auto's maar geen bussen onder door konden. Zo werden arme zwarte New Yorkers, die afhankelijk waren van het openbaar vervoer, van de prachtige stranden van Long Island geweerd.

Vaak is een script ook onbedoeld: de informatie op computers of geldautomaten is voor sommige mensen lastig te lezen. Mensen die normaal gesproken prima functioneren worden daardoor 'slechtziend' gemaakt. Dit denken in scripts biedt ingenieurs volgens Procee een concreet handvat 'om goed na te denken over wat bepaalde technieken met bepaalde mensen doen'.

Een zekere mate van strijd is onvermijdelijk. 'De maatschappij kent een wet van sociale traagheid: mensen willen vaak alles bij het oude laten. Ingenieurs gooien daarbij roet in het eten. Daarom lopen ze steeds tegen weerstanden aan, waarbij de "bewijslast" bij hen komt te liggen. Zij moeten de introductie van elke nieuw artefact verdedigen: trein, tv, pil, computer. Het is goed om daar met je beroepsgenoten over te praten.'

Het boek 'De nieuwe ingenieur' van Henk Procee, onlangs verschenen bij Boom, staat aanstaande maandag centraal tijdens een forumdiscussie in het kader van het Mumford Colloquium van de WMW-vakgroepen Geschiedenis, Filosofie van Wetenschap & Techniek en Systematische Wijsbegeerte. Datum: 16 juni. Tijd: 11.00 tot 12.30 uur. Plaats: TW/RC D-103A.

Henk Procee: 'Ik heb geprobeerd in de huid van de ingenieur te kruipen.'
Henk Procee: 'Ik heb geprobeerd in de huid van de ingenieur te kruipen.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.